Filmromans

Nederlandse schrijvers ontdekken de cinema

  • Datum 19-12-2013
  • Auteur
  • Deel dit artikel

Dat de Nederlandse film zwaar leunt op literatuurverfilmingen is bekend. Maar in 2013 verschenen er ook een aantal boeken met een filmthema die zich niet zomaar verfilmen laten.

Door Dana Linssen

Drie seconden duurt het. Twaalf beeldjes per seconde. En het staat nu te boek als het oudste bestaande filmpje. Move over Lumières. Roundhay Garden Scene heet het en het werd in 1888 opgenomen door Louis Le Prince in de tuin van een Engels landhuis. Je ziet Le Prince’s zoon, schoonmoeder en een andere man en vrouw een rondje lopen in de zon. De filmgeschiedenis heeft vele vaders en Le Prince is er een van. Zijn mysterieuze verdwijning twee jaar nadat hij het filmpje opnam inspireerde schrijf­­ster Marente de Moor tot het boek Groundhay, tuinscène dat dit jaar verscheen. Het is niet de enige Nederlandse roman van het afgelopen jaar met een film­thema. Ook Remco Campert, Kees ’t Hart, Thomas Rosenboom en K. Schippers schreven boeken waarin de literaire werkelijkheid met een filmische laag werd verrijkt.
Dat de Nederlandse film zwaar leunt op boekverfilmingen is bekend. Ook 2013 zag er weer een flink aantal, van De wederopstanding van een klootzak (waarvoor Guido van Driel zijn eigen strip bewerkte), tot Boven is het stil (Nanouk Leopold naar Gerbrand Bakker), Het diner (Menno Meyjes naar Herman Koch) en Soof (Antoinette Beumer naar de columns van Sylvia Witteman). Van schrijvers als Campert en K. Schippers is het al langer bekend dat ze zich graag door film laten inspireren. Het is dan ook niet zozeer de uitgave van deze filmromans die opvallend is, als wel de manier waarop deze boeken iets doen wat in film niet zo makkelijk zo onmerkbaar kan, namelijk de grenzen tussen objectiviteit en subjectiviteit vervagen. En waardoor we bovendien beter begrijpen hoe onze waarneming van de werkelijkheid inmiddels door film gekleurd is.
Daar is natuurlijk al veel over gezegd, gezongen en geschreven, of het nou het blije eighties-popliedje ‘Net als in de film’ is of het luidruchtige Welcome to the Desert of the Real (2001) waarin filosoof Slavoj Zizek beschrijft hoe we ons op 9/11 opeens realiseerden dat we de aanslagen op de Twin Towers alleen nog maar als een rampenfilm konden begrijpen.

Dilemma
Die manier waarop film onze perceptie van de werkelijkheid heeft veranderd — en daarmee misschien ook wel de werkelijkheid zelf — staat ook centraal in De Moors historische fictie. Ze zadelt Le Prince, in Roundhay, tuinscène Valéry Barre geheten, op met het dilemma van de uitvinder. Zal zijn uitvinding de wereld heil of onheil brengen? Wat gebeurt er als we alles kunnen vastleggen en bewaren? En hoe echt zijn die beelden eigenlijk, zelfs als ze sprekend lijken op wat we ook zonder tussenkomst van een lens en een filmrol kunnen waarnemen?
Tegelijkertijd ontzegt ze Barre zijn pioniersstatus niet. Het boek begint als hij op 16 december 1890 de trein van Dijon naar Parijs neemt om het patent op zijn uitvinding te regelen. Al wordt meteen al in de eerste zin duidelijk dat hij daar niet zal geraken. Barre wordt op de hielen gezeten door ambitie, twijfel en misschien niet zo heel onterechte paranoia. Als hij zijn uitvinding weet vast te leggen, dan zal hij als een van de belangrijkste uitvinders van de moderne tijd de geschiedenis ingaan. Maar er is ook nog zo iemand als ‘de Verduisteraar’ in wie we zowel de duivel als Thomas Edison herkennen, de Amerikaanse uitvinder en entrepreneur die nu met de gebroeders Lumière als de ontdekker van de film bekend staat, maar die ook verguisd wordt om de nietsontziende wijze waarop hij patenten opkocht en zo verdere innovatie van het nieuwe medium duur en moeizaam maakte.
In die sfeer van argwaan en achtervolgingswaan roept Groundhay, tuinscène een toekomstvisioen op waarin we ons eigen heden herkennen. Alles beweegt. Nooit meer staat de tijd stil. En hoe echter we de werkelijkheid in filmbeelden kunnen vangen, hoe meer we er van vervreemd zijn geraakt. Tegelijkertijd is het boek ook een fijn ‘what if’-verhaal, een literaire Forgotten Silver (1995), die fake docu van Peter Jackson over de Nieuw-Zeelandse filmpionier Colin McKenzie, een verhaal dat je zou willen geloven, maar nooit meer helemaal kan, omdat we weten dat ook filmbeelden kunnen liegen alsof het gedrukt staat.

Hitchcock
Ook Kees ’t Hart neemt een loopje met de filmgeschiedenis in Hotel Vertigo, waarin de geschiedenis wordt beschreven van een fictieve scholier die in het kader van een uitwisselingsprogramma op de set van Alfred Hitchcocks Vertigo (1958) terechtkwam. Als gepensioneerde man keert hij terug naar San Francisco voor een reconstructie van zijn herinneringen. Vertigo is natuurlijk een film die gaat over de vraag of wat we zien ook wel echt zo is als we denken dat het is. Privédetective Scotty wordt in een web van leugens meegezogen om de werkelijkheid, en de vrouw van wie hij houdt, zo te zien als anderen hem die willen voorspiegelen. Daaruit ontwaken is pijnlijk. Het gaat bijna met een Zizekiaanse ‘shock of the Real’ gepaard. ’t Hart gaat nog een stukje verder. Je kunt met je neus bovenop de geschiedenis staan en toch niet weten wat je ziet, lijkt hij te betogen.
Kijken en juist zo goed kijken dat je onverwachte dingen kunt zien is een van de hoofdthema’s in het oeuvre van schrijver en essayist K. Schippers. Voor jou is een subtiele tussenvorm tussen essay, memoir en fictie. Voor hem is er op een andere manier geen scheidslijn tussen de werkelijkheid, waarneming, verbeelding en producten van die verbeelding. Het is een continuüm, waarin het ene hooguit een andere dichtheid heeft dan het andere. Hij heeft Zizek niet nodig. Zijn wereld is een soort hyperpoëtica, die mild is in zijn verwondering over de feitelijkheid.
In Voor jou beschrijft hij hoe een gastdocentschap aan filmstudenten van de RITS in Brussel… nee, stop, ho. Hij beschrijf niet hoe. Hij is in Brussel en hij reist. Bezoekt musea en plekken waar kunstenaars hebben gewoond of films zijn opgenomen. En hoe kort achter elkaar zijn vrienden G. Brands en Henk Bernlef, en medeoprichters van het illustere literaire tijdschrift Barbarber, zijn overleden. En hoe zij opeens gesprekspartners en reisgenoten blijken te zijn in de gedachten die hij tussen zijn bezigheden heeft.
Dat is vergelijkbaar met de novelle Hotel du Nord van Remco Campert waarin een oudere dichter en scenarioschrijver verdwijnt, zijn gevecht met de alcohol verliest, tobt en mijmert en via een wereld van nachtmerries en dagdromen weer greep op de werkelijkheid krijgt. Het is niet toevallig dat de film zich in de wereld van film en ‘revolverjournalistiek’ afspeelt. De dromen zijn beschreven als surrealistische filmscènes, die ons intuïtief duidelijk maken hoe het wringt tussen al die realiteits- of irrealiteitslagen: "Woorden ontbraken hem om het zichzelf uit te leggen. Het was een poëtisch gevoel, besefte hij, het verdroeg geen benadering."

Patent
Van al die filmromans die in het afgelopen jaar uitkwamen, is De rode loper van Thomas Rosenboom het meest traditioneel in z’n opbouw van spanning en plot. Voor de goede verstaander zitten er heel wat sleutelscènes in uit de wereld van muziek en cultfilm. De Filmkrant wordt er zelfs in genoemd als blad dat je moet lezen als je alles over film wilt weten. Hoofdpersoon Lou Baljon kan alleen maar uit zijn lethargie ontsnappen door een schijnwereld te creëren. Maar hij kiest niet voor de film, maar voor de rode loper. Hij opent een bioscoop waarin het publiek naar zichzelf kan kijken terwijl het over de rode loper schrijdt. De film is bijzaak. Het is de cynische consequentie van de negentiende-eeuwse uitvinderswereld die Marente de Moor beschrijft, het gaat niet meer om het idee, maar om het patent en dus om de exploitatie van het idee.
Het is onvermijdelijk om je bij het lezen van al die boeken af te vragen hoe ze het als film zouden doen. Zijn de ideeën van deze boeken te exploiteren? De grote overeenkomst tussen deze vijf boeken is dat ze allemaal de rol van film en verbeelding thematiseren (en soms problematiseren) en zo verrijken. Gevaarlijk, maar ook op een creatieve manier explosief. Ze zijn daarmee veel minder realistisch dan de Nederlandse film van dit moment, die liever niet te veel aandacht besteedt aan de vraag of z’n hoofdpersonen wel in de realiteit leven. Laat staan naar manieren zoekt om de deuren tussen de verschillende werkelijkheden open te zetten. Hoe we ‘net als in de film’-leven, dromen, hopen en wakker geschud kunnen worden in een droom.
De eerlijkheid gebiedt te zeggen dat dat ook niet eenvoudig is. Hoe laat je iets zien wat echt is, en toch een beetje vreemd? Alleen maar omdat je ernaar kijkt. En wat dan omdat je ernaar kijkt afschrikwekkend vertrouwd wordt. Er zijn in de filmgeschiedenis maar weinig regisseurs geweest die dat konden, zeker als je het surrealisme van Buñuel of het magisch-realisme van Alain Resnais (L’année dernière à Marienbad) wegdenkt. We kunnen ons verheugen op Her, van Spike Jonze, die er in februari aankomt, en die dat kan. Tot die tijd moeten we in de kerstvakantie maar kijken naar letters. En hoe letters woorden en beelden worden. Want de beste Nederlandse films van het afgelopen jaar waren boeken.

Hotel du Nord | Remco Campert | De Bezige Bij
Hotel Vertigo | Kees ’t Hart | Querido
Roundhay, tuinscène | Marente de Moor | Querido
De rode loper | Thomas Rosenboom | Querido
Voor jou | K. Schippers | Querido