El cant dels ocells en Waiting for Sancho
Gemeen-speels schaduwspel
Een bijzonder kerstprogramma dit jaar in het Filmmuseum: de double bill van El cant dels ocells van Albert Serra en de making of Waiting for Sancho van filmjournalist Mark Peranson die tevens Jozef speelt. Verdere hoofdrollen: het letterlijke Lam Gods en Drie Koningen die de weg kwijt zijn.
“Monty Python meets Straub/Huillet.” De reactie van producent en ex-Rotterdam-directeur Simon Field na het zien van El cant dels ocells van het Catalaanse enfant terrible Albert Serra (1975) is te goed, en te raak, om hier niet te herhalen.
El cant dels ocells vertelt het verhaal van de Drie Koningen. Ze tobben en ze sjokken. Magus zijn is geen sinecure. En ja, Maria en Jozef komen er ook in voor. Maar een gewoon kerstverhaal is het niet. De Drie Koningen zijn de weg kwijt en Maria en Jozef leven in spraakverwarring. Zij (producente en Serra’s partner Montse Triola) spreekt Catalaans en hij Hebreeuws.
Hij, dat is in dit geval een wel heel bijzondere acteur, namelijk de Canadese filmjournalist en programmeur Mark Peranson, die nadat hij diep onder de indruk was geraakt van Serra’s vorige film Honor de cavalleria (2005) vroeg of hij een making of van Serra’s nieuwste film mocht maken. Dat mocht. Maar dan moest hij wel Jozef spelen. Dat hij geen woord Catalaans sprak, was voor Peranson geen bezwaar. Want, zo hield hij de regisseur voor: ze spraken in die Bijbelse tijden toch Hebreeuws?! Het Lam Gods, om de cast compleet te maken, wordt gespeeld door een lam.
Met zoveel understated humor ligt de vergelijking met Monty Python’s Life of Brian natuurlijk niet ver meer weg. Maar met z’n uitgebeende en minimalistische stijl doet de film ook evenveel recht aan de principiële cinema van Jean-Marie Straub en Danièlle Huillet. Bovendien geven die twee uitersten aan wat je zo’n beetje kunt verwachten: het absurdisme van het voorbijgaan van de tijd. De zinloze reis van a naar b, op zoek naar een wonder. Ideale kerstkost voor goddelozen en zoekers naar het mystieke mirakel van de cinema.
Contouren
Film en making of vormen een wonderlijk tweeluik. Als Serra ons zelf al niet op het spoor van Cervantes had gezet (Honor de cavalleria was zijn eervolle Don Quichotte-verfilming waarin DQ en Sancho maar een beetje lagen rond te lummelen in het gras), dan zou je moeten denken aan Terry Gilliams mislukte The Man Who Killed Don Quixote (die hij nu overigens weer op de rails heeft gezet) die de geweldige making of Lost in La Mancha opleverde. Ook bij Waiting for Sancho heb je soms het gevoel dat die film het origineel overstijgt. Regisseur Peranson kan niets anders dan achter zijn camera wachten totdat regisseur Serra klaar is met wachten op zijn koningen die ver in de verre verte ronddolen en wachten. Het is Godot in de overtreffende trap.
El cant roept ook de herinnering op aan T.S. Eliots gedicht The Journey of the Magi (1927), geschreven nadat hij zich tot het christendom had bekeerd, maar dat klinkt als de wanhoopskreet van een in de steek gelaten gelovige. De reis was zwaar. Het kind viel tegen: “Were we lead all that way for Birth or Death?”
De Canarische Eilanden waar beide films zijn opgenomen (nadat Serra de locatie via Google Earth gevonden had) zien er uit als een pre-Bijbels, post-humaan maandlanschap. Droog. Verlaten. Eindeloos. Meer dan in woorden laten beide films (El cant in zwart-wit, Sancho in videokleur) zich dan ook vertellen in onvergetelijke en onvergelijkelijke shots: onheilszwangere luchten, lichtgekromde horizonten waarover de koningen in hun toneelkostuums over de rand van de aardbol lijken te sjokken, contouren van landschappen en personages, net zoals de film alleen de contouren van een verhaal neerzet. Een gemeen-speels schaduwspel over nietigheid.