David Cronenberg-retrospectief

Het ontoonbare tonen

Shivers

De 19e editie van het filmfestival van Rotterdam presenteert zijn publiek onder meer een nagenoeg compleet overzicht van het oeuvre van de Canadese cineast David Cronenberg. ‘King of venereal horror’, ‘baron of blood’ en ‘Canada’s one-man horror industry’ zijn enkele veelzeggende bijnamen van de thans 46-jarige filmmaker.

Horrorfilms in Rotterdam, bastion der filmcultuur: kan dat zomaar? Filmkrant-medewerker en Cronenberg-fan van het eerste uur Jan Doense herinnert zich de eerste confrontatie met diens werk nog haarscherp. Sindsdien volgde hij Cronenbergs moeizame weg naar erkenning op de voet.

In 1976 konden Nederlandse bioscoopbezoekers voor het eerst kennismaken met een film van David Cronenberg. Shivers (ook bekend als The Parasite Murders en They Came from Within) was de eerste commerciële productie van de Canadese filmmaker, die eerder twee korte (Transfer en From the Drain, respectievelijk 1966 en 1967) en twee lange experimentele films (Stereo en Crimes of the Future, respectievelijk 1969 en 1970) had vervaardigd.

In Shivers creëert een miskende arts een parasitaire levensvorm, zogenaamd ter vervanging van door ziekte aangetaste menselijke organen. In werkelijkheid echter tasten de beestjes de hersenen aan, waardoor hun slachtoffers in seksuele razernij ontsteken.

De film beleefde zijn Amsterdamse première in Cineac Damrak, een theater dat in die tijd voornamelijk doorsnee pulpfilms vertoonde waaraan door de pers amper aandacht werd besteed. Niettemin meldde de toenmalige filmrecensent van Het Parool, Thijs Ockersen, dat Shivers ‘een heel bijzondere griezelfilm [is] met een paar goed uitgekiende ideeën. Er gaat een groot fatalisme in schuil dat bewaarheid wordt als echt iedereen geïnfecteerd is door de parasiet. Het kwaad verspreidt zich over de wereld, want de slachtoffers trekken ogenblikkelijk er met hun auto’s op uit om de rest van de wereld van biefstukken [elders in zijn recensie omschrijft Ockersen de parasiet uit Shivers plastisch als ‘anderhalf ons biefstuk met veel bloed en een slurfje aan het eind’, JD] en driften te voorzien en dat is weer eens iets anders dan het gewone vampirisme.’

Ockersen stond alleen met zijn waardering voor Shivers, want in de enige andere vindbare Nederlandse bespreking van de film (Film Informatie Dienst/FID, augustus 1976) wordt David Cronenberg door Erique Rebel getypeerd als ‘een regisseur, die onder de termen ‘suspense’ en ‘mateloze smeerboel’ één en hetzelfde verschijnsel verstaat’.

Voor ondergetekende, destijds zestien jaar oud, was Ockersens betoog evenwel reden genoeg zich ijlings richting Cineac te spoeden. In een tijdsgewricht waarin gore en splatter movies nog geen gangbare begrippen waren en het horrorgenre – enkele spaarzame uitzonderingen daargelaten – gekenmerkt werd door algehele matheid, had Shivers de impact van een mokerslag die nog lange tijd bleef nadreunen. Cronenberg, zoveel was duidelijk, moest in de gaten worden gehouden. Maar het publiek had dat nog niet door, want na twee weken was Shivers weer verdwenen (later zou de film het trouwens bijzonder goed gaan doen in de nachtvoorstelling; zo was hij vele weken achtereen te zien in het Amsterdamse Nöggerath).

Rabid

Cronenbergs volgende film, Rabid, beleefde medio 1978 zijn Nederlandse première, eveneens in Cineac Damrak. Hans-Maarten Tromp, de opvolger van Thijs Ockersen bij Het Parool, vond het maar niks. De integrale tekst van zijn recensie luidde: ‘Weer een film die niet gemaakt had hoeven worden. Een vrouw krijgt een motorongeluk, wordt in een kliniek opgenomen waar men revolutionaire ontdekkingen heeft gedaan op het gebied van huidtransplantaties (het gewone ziekenhuis is te ver afgelegen van de plek van het ongeluk) en begint monsterlijke bijverschijnselen te tonen die haar een gevaar doen worden voor haar omgeving. Ze zoeken het maar uit, daar in die kliniek.’ Niet alleen een zeldzaam inhoudloos stukje, maar ook een treffende illustratie van het soms bedroevende niveau waarop de vaderlandse filmjournalistiek opereert en de neerbuigendheid waarmee horrorfilms hier doorgaans plegen te worden benaderd.

Maar in FID (juni 1978) blijkt Erique Rebel duidelijk meer waardering te hebben voor Rabid dan eerder voor Shivers: ‘[U]itgaande van een situatie waarin middels snel ingrijpen een mensenleven moet worden gered, schetst Cronenberg beheerst de hoogstmerkwaardige bijeffecten in de betreffende patiënte. […] Het best op dreef, evenwel, is Cronenberg in het laatste gedeelte van de film. Hier tekent hij geloofwaardig wat de gevolgen zijn van een onder de bevolking rondwarende, zich snel uitbreidende virussoort. De regisseur toont hier een scherp oog voor kleine, verontrustende details.’ Niettemin blijft Rebel moeite hebben met Cronenbergs gebruik van onsmakelijke schokeffecten: ‘Daarom lijkt Rabid vooral bedoeld voor de doorgewinterde horrorliefhebber met een maag van spanbeton. Andere toeschouwers zullen al spoedig tot de mening overhellen dat één en ander te ver gaat.’

Parasieten
Maar David Cronenberg had geen keus. “Mijn bedoeling was het ontoonbare te tonen, het onuitspreekbare te verwoorden”, zo zegt hij in een interview met Piers Handling in het boek The Shape of Rage – The Films of David Cronenberg (The Academy of Canadian Cinema, 1983). “Als [in een film] iemand een mes opheft […] en je hoort vervolgens buiten beeld ‘zwoesj’, dan weet je wat er gebeurt, je begrijpt het. Ik was bezig met dingen die onmogelijk gesuggereerd konden worden omdat ze het gangbare verbeeldingsvermogen te boven gingen. Ik bedoel maar, het was onmogelijk om iemand buiten beeld te laten zeggen: ‘Mijn God, er komen parasieten uit zijn mond!’ Eerlijk gezegd leek het me volkomen logisch wat ik deed.”

The Brood

En dus confronteert David Cronenberg zijn publiek met parasieten die seksuele razernij veroorzaken (Shivers), een vrouw die tegen wil en dank een hondsdolheid verspreidende vampier wordt (Rabid), monsterlijke kinderen als personificatie van opgekropte agressie (The Brood, 1979), een exploderend hoofd (Scanners, 1981), een tv-signaal dat hallucinaties en hersentumoren teweegbrengt (Videodrome, 1983), of een man die tot menselijke vlieg transformeert (The Fly, 1986).

Zijn dit films van een waanzinnige? Niet in het minst. Wie de moed kan opbrengen het oeuvre van David Cronenberg aandachtig te bestuderen, wie over de barrière van dikwijls ultra-gore special effects heen kan stappen, die moet constateren dat Cronenberg niet alleen een vernieuwer van het horror en SF-genre is, maar bovendien een uitgesproken intelligente man, die worstelt met zeer eigentijdse thema’s. Thema’s waar ieder weldenkend mens het wel eens moeilijk mee heeft, zoals de rol van de wetenschap in onze moderne samenleving.

In diverse Cronenberg-films draait het verhaal rond een wetenschapper die, veelal met de beste bedoelingen, een experiment uitvoert dat totaal uit de hand loopt. In Stereo – een voorloper van Scanners – wordt getracht door middel van het psychisch ‘aaneenschakelen’ van telepathisch begaafde mensen nieuwe vormen van politiek, sociaal en seksueel gedrag te ontwikkelen. In Shivers gaat het – zoals eerder vermeld – om de uitvinding van een oorspronkelijk ter vervanging van beschadigde menselijke organen ontwikkelde parasitaire levensvorm. De chaos in Rabid komt voort uit een transplantatie van synthetisch vlees. In The Brood leidt een revolutionaire vorm van psychotherapie tot moord en doodslag. De hoofdpersonen uit Scanners hebben hun verwoestende telepathische gaven te danken aan een tranquilizer met onvoorziene bijwerkingen. In Videodrome wordt gepoogd de menselijke evolutie een stapje verder te helpen. En in The Fly ontaardt een poging tot materie-verplaatsing in genetische mutatie.

Angst
Een andere rode draad in Cronenbergs films is de angst voor zaken waarmee we liever niet geconfronteerd worden. Geen tastbare angst in de gedaante van psychopathische moordenaars, weerwolven, zombies of andere ‘ouderwetse’ monsters, maar ongrijpbare, reële angst. Angst voor geslachtsziekten, kanker, lichamelijke en geestelijke aftakeling. Angst voor de dood.

Crimes of the Future

In Crimes of the Future resulteert de ‘Ziekte van Rouge’ in het overlijden van alle vruchtbare vrouwen en het ontstaan van pervers gedrag bij de overgebleven mannen. De parasiet in Shivers wordt via de mond of andere lichaamsopeningen overgedragen. In Rabid ontwikkelt Marilyn Chambers een fallusvormige angel onder haar oksel, waarmee ze haar slachtoffers van bloed ontdoet en ze tegelijkertijd van rabiës voorziet. Opgekropte woede manifesteert zich in The Brood via op kanker gelijkende bulten en gezwellen. In Videodrome leidt een hersentumor bij James Woods tot bizarre hallucinaties en mutaties, zoals een vagina-achtige opening in zijn maagstreek en een met zijn hand vergroeid pistool dat kankercellen afvuurt. De onttakeling van Jeff Goldblum in The Fly werd door recensenten meer dan eens vergeleken met de ziekte AIDS. En de briljante tweeling uit Dead Ringers (1988) raakt onder invloed van een vrouw en drugs geestelijk en lichamelijk volledig in verval.

Dit zijn bepaald geen vrijblijvende sprookjesfantasieën en dat is ook niet de bedoeling. “Er is een Latijnse uitspraak die luidt: timor mortis conturbat mea”, aldus Cronenberg in een interview met het Amerikaanse filmtijdschrift Cinefantastique (volume 10;4). “Grofweg betekent dat: ‘angst voor de dood verontrust me’. Ik denk dat de dood de basis voor alle horror is. Voor mij is de dood zeer specifiek, zeer fysiek. […] Als je in de spiegel kijkt, dan zie je dat je doodgaat. Je geest zegt: ‘Wacht eens even, waarom gebeurt dit?’ Geest en lichaam zijn dermate van elkaar gescheiden dat het een bijna onbegrijpelijke gruwel is. Ik denk dat de dood pas acceptabel kan worden wanneer je op de een of andere manier je lichaam filosofisch verenigd hebt met de rest van jezelf. Ik kan niet zeggen dat ik daar zelf al in geslaagd ben.” En dus maakt David Cronenberg films, naar eigen zeggen als ‘repetities’ voor zijn eigen dood.

De films van David Cronenberg hebben, niet alleen in Nederland, altijd heftige reacties teweeggebracht. Ze werden verketterd of verheerlijkt, een tussenweg leek niet te bestaan. Cronenberg zelf lijkt zich nooit veel van de kritiek te hebben aangetrokken; onvermoeibaar en compromisloos ging hij voort op de door hem verkozen weg. Met iedere nieuwe film vond hij wel weer een iets andere manier om dezelfde thema’s aan te snijden. Langzaam maar zeker hebben ook de meeste fervente tegenstanders moeten erkennen dat Cronenberg minstens een eigenzinnig en opmerkelijk filmauteur is. Zijn meest recente werkstuk, Dead Ringers, werd zelfs zo gunstig ontvangen dat vriend en vijand verbaasd waren dat de film geen Oscar-nominaties in de wacht sleepte.

In Rotterdam zullen waarschijnlijk veel filmliefhebbers voor wie Dead Ringers de eerste kennismaking met David Cronenberg was hun achterstand willen inlopen. Speciaal voor hen herhalen we hier nog één keer de woorden die Martin Scorsese in 1983 schreef ter gelegenheid van een Cronenberg-retrospectief in Toronto: ‘I think a lot about his films. I wish I didn’t. I look forward to the new ones. I wish I didn’t. They still have the old power.