The Paradise Suite

Tragedie van de hoop

Met dit beklemmende drama over de broosheid van menselijk contact in een harde wereld toont Joost van Ginkel zijn ambitie en betrokkenheid. De wereldpremière in Toronto was al een mooie opsteker. Inmiddels is The Paradise Suite ook de Nederlandse Oscar-inzending.

Alles komt goed. Dat zinnetje komt in The Paradise Suite uit verschillende monden, met totaal verschillende bedoelingen. Soms klinkt het troostend, maar op andere momenten juist vals of pervers. Joost van Ginkel zoekt de uitersten op van wat mensen beweegt in deze mozaïekvertelling waarin immigranten uit verschillende windstreken om uiteenlopende redenen neerstrijken in Amsterdam.

Je zou kunnen denken dat hij aanhaakt bij de actualiteit. Toch is dit een breder en tijdlozer verhaal, ondanks een verwijzing naar de massamoorden rond Srebrenica in 1995. The Paradise Suite – wrang ironische titel – is niet alleen een genadeloos helder venster op onze hedendaagse wereld, maar tegelijk een voorzichtig idealistische fabel over geld en geloof, trauma’s en hoop.

Na de opwindende betovering van 170 Hz kiest Van Ginkel nu voor een wat conventioneler register. De mozaïekfilm ligt hier als vormkeuze zelfs tamelijk voor de hand. Zoals ook het lot van het Bulgaarse meisje dat denkt dat ze zich bij een modellenbureau heeft aangemeld eigenlijk behoorlijk voorspelbaar is. Zo vallen er nog wel een paar kanttekeningen te maken, maar dat doet weinig afbreuk aan de zorgvuldige opbouw van het geheel en de indruk die het totaalbeeld maakt. Kalm maar trefzeker cirkelen deze in elkaar grijpende persoonlijke drama’s naar het moment van de waarheid.

Ontluisterend en soms spijkerhard is de verbeelding van de donkere kanten, met name waar het de huidige bezigheden van een gevluchte Servische oorlogsmisdadiger betreft. Oprecht en zonder sentiment waar het de spaarzaam gedoseerde ontroering betreft. Sterke troef zijn de voortreffelijke acteurs die Van Ginkel in diverse landen vond. De mengeling van wanhoop, pijn en vastberadenheid op het gezicht van de Bulgaarse Anjela Nedyalkova bijvoorbeeld, wanneer ze, wankelend, “nee” zegt tegen haar kwelgeest. Of de stille verbijstering die Issaka Sawadogo (The Invader) als de zachtmoedige rozenplukker zonder woorden kan uitstralen.

Ook de trefzekere regie maakt indruk. Beklemmend is alleen al de manier waarop de vrouw uit Bosnië de ontbijttafel voor haar verdwenen zoon dekt. Opvallend trouwens dat Van Ginkel het begrip liefde vooral op ouders en kinderen betrekt. Het andere uiterste is de surrealistische bravoure van de scène in een seksclub die alles plotseling in een bizarre metafoor samenvat.

Naast die confronterende directheid blijft de betekenis van dit alles lekker ruim. De Zweedse musicus die niet weet hoe hij contact moet maken met zijn geniale, maar ook bedplassende zoon, is eigenlijk een zijsprong. Toch is het ook een mooi contrapunt, dat maakt dat we The Paradise Suite niet alleen in termen van uitbuiting interpreteren maar ook de noodzaak en kwetsbaarheid van menselijke warmte en geborgenheid erbij betrekken.

Hoop en rauwe werkelijkheid nemen het bij Van Ginkel tegen elkaar op. Goedheid bestaat, maar geweld, vernedering en wraak ook. We houden ons hart vast, want dat alles goed komt is allerminst zeker.