EVERY STEWARDESS GOES TO HEAVEN

Sprookje op Vuurland

Stewardess met dronken passie gefilmd

Todas las azafatas van al cielo, om marketingtechnische redenen uitgebracht onder de Engelse titel Every stewardess goes to heaven, is een voorbeeld van een film die ook buiten het festivalcircuit doorbreekt. Het moderne sprookje over toeval en lotsbestemming wordt gedragen door een stralende stewardess.

Volgens een Argentijnse tv-presentator is er weinig zo troostrijk als een dood in de sneeuw. Troost is precies wat oogarts Julián en stewardess Teresa nodig hebben, na enkele zware persoonlijke tegenslagen. Onafhankelijk van elkaar arriveren ze per vliegtuig op het ijskoude Tierra del Fuego (Vuurland), in het uiterste zuiden van Argentinië. Als twee nietige puntjes staan de twee wanhopige mensen even later in het overweldigende sneeuwlandschap, in afwachting van de zoete bevriezingsdood. Maar nog voor de twee goed en wel kunnen afkoelen zien ze elkaar staan. Ze weerhouden elkaar van zelfmoord en belanden met een warme drank en een voetenbad in een hotel.
Het beeld van die twee puntjes in de sneeuw keert later terug. Dat beeld móet wel terugkeren, want Every stewardess goes to heaven is een modern sprookje over lotsverbondenheid, en over de liefde die ondanks alles zijn weg vindt. De 28-jarige scenarist en regisseur Daniel Burman, die zijn vorige film Esperando al mesias (2000) situeerde in hedendaags Buenos Aires, creëert in zijn derde film een Tykweriaans universum dat zich onttrekt aan de alledaagse malaise waarin Argentinië verkeert. Iedere ontmoeting van de hoofdpersonen moet bijzonder zijn. Of ze nu met elkaar praten, met een vluchtleider en zijn dochter, met een filosofisch ingestelde taxichauffeur of met de locale hoer-met-het-gouden-hart: doorlopend worden er belangwekkend bedoelde dingen gezegd.

Weemoedig
Net als andere hedendaagse regisseurs die zich bovenmatig bezighouden met de verhouding tussen toeval en lotsbestemming — Tom Tykwer in Lola rennt (1998), maar ook Paul T. Anderson in Magnolia (1999) of de al langer op dit terrein actieve Julio Medem — bedient Burman zich van een zelfbewuste stilering. Niet alleen die puntjes in de sneeuw keren veelbetekenend terug. Ook zien we regelmatig mensen lopen in helverlichte lange gangen, of het nu op een vliegveld is, of in een hotel of in een ziekenhuis. Die mensen lopen daar natuurlijk niet zomaar met hun vliegtuigkoffertjes: ze lopen hun lot tegemoet. Burman heeft een zekere neiging tot mooifilmerij, zoals te zien in een videoclip-achtig shot waarin de door stewardessen geobsedeerde Julián plots wel vijf exemplaren van Teresa ziet lopen.
Ook in zijn gebruik van filmmuziek schiet de regisseur soms door naar effectbejag. Zo wordt de weemoedige stroom des levens steeds weer gesuggereerd door American beauty-achtige minimal music, terwijl de Italiaanse kermismuziek van Rafaela Carra tot vervelens toe de vrolijke kant van het bestaan moet benadrukken. Toch overtuigt de film, dankzij de innige relatie tussen Burmans camera en zijn 26-jarige, Spaanse hoofdrolspeelster Ingrid Rubio. Anders dan in veel Hollywoodfilms, waarin elke camera-instelling bedoeld lijkt om het zorgvuldig opgebouwde imago van vrouwelijke filmsterren te bevestigen, durft Burman met een ongegeneerd verliefde blik naar zijn beeldschone actrice te kijken. Dat gaat ten koste van sommige andere personages — vooral tegenspeler Alfredo Casero komt wat bleekjes uit de verf — maar de dronken passie voor de charmes van Ingrid Rubio spat van het scherm. Als alle stewardessen zo straalden als deze Teresa, zou het een schande zijn als ze niet naar de hemel gingen.

Fritz de Jong