AJAX — DAAR HOORDEN ZIJ ENGELEN ZINGEN

Brood en spelen

Het moderne profvoetbal is een miljoenenbusiness waarin de spelers figuranten lijken in een uit de voegen gegroeid circus. De documentaire Ajax — Daar hoorden zij engelen zingen, de openingsfilm van het IDFA, toont de zakelijke en de menselijke kanten van het voetbal en schetst een indringend beeld van wat er komt kijken om bij de top te horen.

Regisseur Roel van Dalen die eerder een inkijkje gaf in het concertgebouworkest, volgde voetbalclub Ajax tijdens het voor de Amsterdammers desastreus verlopen seizoen 1999-2000. De club bestond 100 jaar en er werd een groot feest gevierd, maar de actualiteit gaf weinig reden tot vreugde. In de nationale competitie resulteerde lamlendig spel in nederlaag na nederlaag en in het Europese bekertoernooi werd Ajax al snel uitgeschakeld. Dit leidde tot grote beroering binnen de organisatie en uiteindelijk werd trainer Jan Wouters als zondebok ontslagen.
Het zijn ingrediënten die de film tot een deprimerend document over een voorheen succesvolle club hadden kunnen maken. Ondanks het besef dat de nederlaag een veel grotere poëtische kracht heeft dan de triomf, heeft Van Dalen niet alleen oog voor de sportieve tegenslagen, maar ook voor het moderne profvoetbal als bedrijfstak. Wat er op het veld ook gebeurt, Ajax is een onderneming die continuïteit behoeft en dus voortdurend vooruit moet kijken.
Doordat de club de makers geen strobreed in de weg legde biedt deze terugblik naar het vorige seizoen zelfs voor ingevoerde kijkers enkele nieuwe inzichten. Zo kwam Wouters altijd over als een rustige en weinig inspirerende coach, maar nu blijkt dat hij zeer bevlogen was en in de spelersgroep wel degelijk gewaardeerd werd. Terloops krijgt een gezamenlijke persconferentie van Wouters en zijn toekomstige opvolger Co Adriaanse, na een wedstrijd tussen Ajax en Willem II, een wrang-ironische meerwaarde, die door Mark Bakkers cameravoering optimaal wordt uitgebuit.

Mensenhandel
In het huidige transfersysteem voor profvoetballers kunnen modale clubs hun spelers nauwelijks meer aan hun contract houden. Dit werkt in het voordeel van de rijke Engelse, Spaanse en Italiaanse clubs, omdat zij met hun ruime financiële middelen elke goede speler uit armere competities kunnen aantrekken. Ajax heeft dan ook besloten om in onder andere Ghana en Zuid-Afrika op zoek te gaan naar betaalbaar jeugdig talent.
Die werkwijze heeft een keerzijde, zoals in de film op nietsverhullende wijze duidelijk wordt. Veel jonge Afrikanen zien een profcarrière in Europa als de enige uitweg uit een kommervol bestaan en grijpen alles aan om weg te komen. De delegatie uit Amsterdam wordt geconfronteerd met negentienjarige spelers die zich, gesteund door de gebrekkige Afrikaanse bureaucratie, proberen te presenteren als de veertienjarige jongens waar Ajax naar op zoek is. Een Afrikaanse medicus dient daarbij het kaf van het koren te scheiden door het vergelijken van lichamelijke kenmerken. De onthutsende beelden roepen associaties op met mensenhandel in het koloniale tijdperk en behoren tot de meest pijnlijke en memorabele momenten van de documentaire.
Maar ook dichter bij huis wordt er geleden, zij het op een stillere, minder extreme manier. In de pupillenteams in Amsterdam worden eveneens schiftingen aangebracht: slechts een handjevol talenten mag blijven en wordt doorgeschoven naar een hoger elftal, de rest moet het elders proberen. Ook hier is het verschil tussen de deceptie van het kind, dat de nodige tranen vergiet, en de ouder, die zich eindelijk verlost voelt van de druk, zonder opsmuk door Van Dalen gevangen. Dat er ondanks de druk die al op kinderen wordt gelegd nog plaats is voor onschuld, wordt duidelijk in een ontwapenende scène. De weinig subtiele coach houdt in de kleedkamer een donderpreek en stelt het team tenslotte de prangende vraag: "Wat zijn we bij Ajax?" Iedereen weet het goede antwoord ("nooit tevreden"), behalve het knaapje dat er voorzichtig uitperst: "Heel goed?"

Amsterdamse buitenwijk
De documentaire maakt vooral een blijvende indruk omdat de belangrijkste facetten van het onderwerp samenkomen in één persoon. Van Dalen heeft er goed aan gedaan de komst van de jonge Roemeense speler Christian Chivu tot een van de belangrijkste verhaallijnen te maken. De nieuwkomer moet zich aanpassen aan de Nederlandse gewoonten en de nationale voetbalcompetitie, waarin hij wordt geplaagd door rode kaarten en blessures. De getalenteerde verdediger houdt zich met een bewonderenswaardige inzet staande, maar de eenzaamheid en onmenselijk hoge druk laten hun sporen na voor de sec registrerende camera, die laat zien hoe de jongeman in de kleedkamer zijn wonden likt en zich daarna moet zien te redden in een hotel in een Amsterdamse buitenwijk.
Met Ajax — Daar hoorden zij engelen zingen (vernoemd naar een zin uit een supporterslied) revancheert Van Dalen zich voor de zwakke voetbaldocumentaire De leeuw en de kater (1999), waarin een terugblik op het verloren wereldkampioenschap van 1974 een reeks open deuren en weinig nieuwe inzichten opleverde. Hij doet dat met een integere en overtuigende film die geen commentaarstem of interviewvorm gebruikt, maar de beelden voor zich laat spreken. Vanaf het adrenalineverhogende openingsshot bieden die beelden voetballiefhebbers en leken een onthullende en meeslepende blik in de keuken van het moderne topvoetbal.

Mike Lebbing