Filmthuis – 16 februari 2016
Een selectie uit de videotheek van nieuwe, interessante en curieuze films die niet in de bioscoop zijn uitgebracht. En films opnieuw uitgebracht op dvd.
Douglas Sirk
Door een glas donker zien
In de jaren vijftig onterecht weggezet als goedbetaalde kitschregisseur in dienst van Universal, is Douglas Sirk tegenwoordig net als veel van zijn films volledig gerestaureerd.
Het is heel begrijpelijk dat veel van de films van Douglas Sirk bij verschijnen voor derderangs kitsch zijn versleten. Ferme mannen en vroom gekapte en bejurkte vrouwen die in Technicolor extreem aseksuele avonturen beleven waren bepaald niet het signaal dat er iets speciaals aan de hand was. Ondanks hun status als halfgoden zijn critici ook maar mensen en veel van hen bleken niet in staat daar doorheen te kijken. Dat begon te veranderen toen een jonge Jean-Luc Godard in 1959 in Cahiers du Cinéma een lovende recensie schreef van a time to love and a time to die, waarvan een gesproken versie ook op de dvd is opgenomen die nu door Eureka is uitgebracht.
Hij was gevallen, zo mijmerde het joch romantisch, voor het struisvogelgedrag van de hoofdpersonen die ondanks de op handen zijnde Apocalyps — het verhaal speelt in nazi-Duitsland waar de oprukkende geallieerden voor de deur staan — alleen nog maar (kuise) aandacht voor elkaar hebben. Acht jaar later volgde in Cahiers een interview met Sirk en verschenen lovende hoofdstukken in filmboeken. In 1971 volgde zelfs een speciaal interviewboek. De strekking van al die teksten was hetzelfde: Sirk is een meester van de ironie en een groot criticus van de Amerikaanse droom.
Woestenij
Zelf was de oorspronkelijk in Hamburg geboren en in 1937 geëmigreerde Sirk daar niet zo zeker van. Hij wilde niet dat zijn personages verwerden tot ideologisch gekleurde symbolen, maar dat ze mensen van vlees en bloed bleven. magnificant obsession, zeker niet een van Sirks beste films, is een fantastisch voorbeeld van de reikwijdte van de regisseur. Ondanks het lachwekkend melodramatische verhaal — a) Rock Hudson veroorzaakt dood man b) wordt verliefd op diens vrouw maar c) maakt haar per ongeluk blind d) misleidt haar dan zodat ze verliefd op hem wordt en doet e) de oogoperatie waarmee ze weer kan zien — weet hij de acteurs zo goed te regisseren dat de film overtuigt. Bovendien f) is het verhaal gedoopt in een vaag christelijk wederkerigheidssausje dat de hele boel iets van diepzinnigheid moet meegeven. De gerestaureerde versie van Criterion laat meteen zien waartoe Sirk met camera en Technicolor kleurbewerking in staat was.
Het zijn maar twee willekeurige films uit het werk van Sirk. written on the wind en all that heaven allows zijn zijn meest bewonderde films. Die laatste was in 2002 ook de basis voor far from heaven, Todd Haynes’ hommage aan Sirk die propvol zit met verwijzingen. Maar waar Sirk zich in de jaren vijftig begrijpelijkerwijs moest beperken tot heteroseksualiteit en verlangen, kon Haynes achter de weelderige kleuren en aangeharkte bloemperkjes een woestenij van desillusie en verzwegen homoseksualiteit laten zien. Door hem op die manier te citeren, suggereerde Haynes bovendien verzwegen of in ieder geval vermoedelijke betekenissen in Sirks werk. Haynes kleurt dat werk als het ware opnieuw in.
Wat overheerst in Sirks films is distantie. Onoverbrugbare afstanden, zowel tot anderen als tot de werkelijkheid, die voor altijd ontastbaar blijft. Je kunt het idee hebben dat je grip hebt op de zaken maar dat is een illusie. Daarin schuilt de ironie die Sirk gebruikte voor zijn verhalen: we denken te overheersen maar worden geleid door fenomenen buiten ons gezichtveld. Alle keurige exterieuren in Sirks films zijn opvulling en verhulling van die distantie. Hij zei het zelf zo in Jon Hallidays interviewboek uit 1971: "Er bestaat een prachtige uitdrukking: ‘door een glas donker zien’. Alles, zelfs het leven, is onvermijdelijk van ons verwijderd. We kunnen het ‘echte’ niet bereiken, niet aanraken. We zien alleen reflecties."
Ronald Rovers
MAGNIFICANT OBSESSION (Douglas Sirk, VS, 1954, Criterion, import, regio 1).
A TIME TO LOVE AND A TIME TO DIE (Douglas Sirk, VS, 1958, Eureka/Masters of Cinema, import, regio 2).
Top 10 import
PIGS, PIMPS AND PROSTITUTES
Drie werken uit de vroege jaren zestig van de regisseur die door criticus Michael Atkinson ooit de Japanse Buñuel werd genoemd. pigs and battleships (1961), the insect woman (1963) en intentions of murder (1964) tonen alle drie Imamura’s fascinatie met de relatie tussen onderbuik en onderwereld. (Criterion, regio 1)
TALES OF EXTRAORDINARY MADNESS
Verfilming van Charles Bukowski’s Erections, ejaculation, exhibitions, and general tales of ordinary madness is stilistisch de meest ingetogen film van Italiaan Marco Ferreri. (Koch Lorber, regio 1)
THE BED SITTING ROOM
Richard Lester is vooral bekend als de regisseur van Beatles-films a hard day’s night en help!, en als de man die met superman ii en iii de man van staal om zeep hielp. Maar ergens daartussen maakte hij zijn meesterwerken — waaronder deze voorloper op het manische absurdisme van Monty Python. (BFI, regio 2)
ALEXANDER KORDA’S PRIVATE LIVES
Vier grootse historische biopics uit het Hollywood van de jaren dertig bieden kijkjes in de levens van Henry VIII, Catharina de Grote, Don Juan en Rembrandt. (Eclipse, regio 1)
DEAR ZACHARY
Kurt Kuenne’s portret van zijn jeugdvriend Andrew Bagby is volgens de één een rauwe en persoonlijke herdenking van een overleden vriend, volgens de ander een manipulatieve en amateuristische ’tearjerker’. Volgende maand meer op deze pagina’s. (Oscilloscope, regio 1)
WISE BLOOD
Deze religieuze satire is een pareltje uit de veelal vergeten late jaren van regisseur John Huston, die in de jaren veertig en vijftig zijn hoogtepunten had met the maltese falcon en the treasure of the sierra madre. (Criterion, regio 1)
A TIME TO LOVE AND A TIME TO DIE
Zie de bespreking op deze pagina. (Eureka/Masters of Cinema, regio 2)
SOUS LES BOMS
Regisseur Philippe Aractingi filmde de Israelische bombardementen op Libanon in de zomer van 2006, en draaide vervolgens in de puinhopen die achterbleven dit aangrijpend drama over een moeder op zoek naar haar zus en zoon. (Film Movement, regio 1)
JARDINS EN AUTOMNE
De van oorsprong Georgische maar tegenwoordig in Frankrijk levende regisseur Otar Iosseliani brengt (opnieuw) een ode aan het lanterfanten, met ditmaal een gevallen minister van Landbouw in het centrum van de eveneens niet al te gehaaste film. (Artificial Eye, regio 2)
Philippe Garrel x2
Twee meditaties over kunst, liefde en dood van Philippe Garrel, die in j’entends plus la guitare (1989) en ode brengt aan zijn overleden muze Nico en voor les baisers de decours (1991) zichzelf en zijn vader, vrouw en zoon voor de camera sleept. (Zeitgeist, regio 1)
Joost Broeren
Deze lijst is samengesteld door Boudisque. Voor meer informatie ga naar boudisque.nl.
Vogelmasker
JUDEX/NUITS ROUGES (Georges Franju, Frankrijk, 1963/1973, Eureka, import, regio 2).
Hoewel hij tegenwoordig wat vergeten is en tijdens de laatste jaren van zijn loopbaan zelfs genegeerd werd, heeft Georges Franju twee mijlpalen van de Franse cinema op zijn naam staan. In 1937 stichtte hij samen met Henri Langlois de beroemde Cinémathèque Française en in 1959 maakte hij les yeux sans visage, een van de meest poëtische genrefilms aller tijden. Maar misschien is zijn beste film wel judex, een fabelachtige ode aan de zwijgende films van pionier Louis Feuillade. In de jaren tien en twintig van de vorige eeuw maakte Feuillade ruim 600 ‘serials’, korte tot middellange films. Zijn werk werd bevolkt door criminelen en fantomen, zoals in les vamipres, waarin dievegge Irma Vep (later nagemaakt door Olivier Assayas met Maggie Cheung) ronddoolt op de daken van Parijs.
Ook in Franju’s film wordt rondgedoold op daken. judex is een dromerige film over de strijd tussen de mysterieuze held Channing Pollock en duivelin Francine Bergé, met als inzet het fortuin van een criminele bankier en diens goedmoedige dochter Edith Scob (het gemaskerde meisje uit les yeux sans visage). Franju tovert met dichterlijke beelden, rijgt surrealistische passages aaneen waarin geen woord wordt gesproken en overtreft zichzelf met een scène tijdens een gekostumeerd bal, waarin de met vogelmasker getooide held een truc met witte duiven opvoert.
Minder sterk maar nog altijd zeer charmant is de bijgevoegde dvd van nuits rouges, een door technische problemen geplaagde productie die tegelijkertijd als tv-serie en speelfilm werd opgenomen. Ook hier waart de geest van Feuillade rond, in een verhaal over een superschurk die op het spoor is van de beroemde schat van de Tempeliers. Gedaanteverwisselingen, achtervolgingen door ondergrondse geheime gangen en wederom een gemaskerd fantoom, alles ademt de sfeer van pulpseries en stripverhalen, maar dan wel zo fantasierijk gedaan dat de naïeve verteltrant juist in het voordeel werkt.
Naast de extra’s op de schijven bevat deze dubbel-dvd een prachtig boekje met zwart-wit foto’s en interviews met Franju, vol bloemrijke citaten. Een pakket vol archaïsche filmmagie. Nu nog een dvd met Franju’s prachtige moordmysterie pleins feux sur l’assassin en de magie is compleet.
Mike Lebbing
Rubiks kubus
HARD HEAD/TÊTE DURE (Mounir Fatmi, Frankrijk, 2008, Lowave/Filmfreak).
De Marokkaanse videokunstenaar Mounir Fatmi (1970) is een van de meest uitgesproken stemmen van zijn generatie. Politiek, provocerend, poëtisch, maar altijd principieel met de blik van de outsider. De loop die de verzameling kortfilms op hard head/tête dure opent is wat dat betreft veelzeggend genoeg: ‘God is dead/by Nietzsche’ gevolgd door ‘Nietzsche is dead/by God’ ad infinitum. Zie daar in een notendop de stand van zaken in de huidige wereld: God of geen God, in het geval van Fatmi nog eens op de spits gedreven door de vraag: en welke God dan? (En hoe heet hij, zoals in de tekstfilm face, 99 names of god (1999): ’the compassionate’ of ’the humiliator’, ’the source of peace’ of ’the destroyer’?). Fatmi staat niet alleen tussen geloven en niet geloven, religieuze en seculiere, zelfs profane werelden, maar ook tussen de westerse en de Arabische wereld natuurlijk. In manupilations (2004) draait een paar handen een bontgekleurde Rubiks kubus net zo lang rond tot hij zwart wordt, in de Ka’aba verandert, pikzwart de handen besmeurt en ten slotte als olie tussen de vingers wegloopt. De handen bewegen door, net zolang tot ze zich schoongewreven hebben. Sterke beelden uit een wereld waarin God en Nietzsche allebei gelijk willen hebben.
Dana Linssen
Bandeloos
HET WOORD HEEFT MIJ GERED (Barbara den Uyl, Nederland, 2009, B-motion).
"Deze nieuwkomers hebben de horizon van de Nederlandse literatuur verbreed en haar een nieuwe toon en klank geschonken", speecht de Vlaamse schrijver Geert van Istendael bij de uitreiking van de Pen Vlaanderen prijs 2007. Winnaar is de allochtone dichter Rodaan Al Galidi, die zwervend door het leven gaat. Hij werd als sjiitische moslim verdreven uit het Irak van de soennitische leider Saddam Hussein, wachtte in het strengcalvinistische Nederland meer dan zeven jaar op een verblijfsvergunning en vertrok uiteindelijk gedesillusioneerd naar het blijmoedig-katholieke België.
Regisseur Barbara den Uyl (in naam der wet) noemt haar televisieportret over Al Galidi ‘een poëtische documentaire’. Dat de combinatie poëzie en documentaire goed kan uitpakken, bleek uit het vorig jaar op het IDFA bekroonde boris ryzhy, over de jonggestorven Russische dichter met die naam. Den Uyls aanpak lijkt op die van haar collega Aliona van der Horst: het gaat om de interactie tussen woord aan de ene kant en beeld en geluid aan de andere kant. Bij een uit eigen werk voordragende Al Galidi toont ze, door het raampje van de trein, het kille, kale Nederlandse platteland. Of er klinkt melancholische panfluitmuziek terwijl de eerste regels van een gedicht over het scherm rollen. ‘Waar ben ik waar ben ik? / Ik ben verbannen / van verbannen naar verbannen.’
het woord heeft mij gered zit vol met zulke mooi getroffen metaforen voor Al Galidi’s bestaan als moderne nomade: overal aankloppend, nergens geaccepteerd en daarom maar zelfverkozen bandeloos. Maar hoe poëtisch het woord heeft mij gered ook mag zijn, op de achtergrond is de film een verbitterde aanklacht tegen het meedogenloze Nederlandse immigratiebeleid van oud-minister Verdonk. En, in bredere zin, tegen de rechtlijnige Nederlandse mentaliteit. "Nederlanders zeggen: dat mag niet, geen genade. Belgen zeggen: dat kan absoluut niet, maar dit keer wel. Er is altijd een gaatje", vat Al Galidi het samen. Den Uyl houdt haar medelanders een spiegel voor. Erin kijken is een confrontatie.
Niels Bakker
Glimlach
WRISTCUTTERS: A LOVE STORY (Goran Dukic, VS, 2006, Filmfreak).
Al in het openingsshot van Goran Dukic’ wristcutters: a love story is duidelijk dat hoofdpersoon Zia (Patrick Fugit) geen vrolijke jongen is. Met lege ogen ligt hij op bed en staart naar het plafond. Als hij het getik van de platenspeler naast hem absoluut niet meer verdraagt legt hij de naald terug bij het eerste lied — Tom Waits — en staat op. Hij ruimt zijn kleine kamertje op, trekt een net overhemd aan en geeft de plantjes water. Dan loopt hij de badkamer in en snijdt zijn polsen door. Net voor hij het bewustzijn verliest ziet hij het plukje stof in de hoek van de kamer dat hij heeft gemist.
Het levert de kijker een wrange glimlach op, die een groot deel van Dukic’ grimmig melancholische film blijft hangen. Zia komt niet terecht in de hemel of hel, maar in een onbestemd vagevuur voor zelfmoordenaars waar alles hetzelfde is als in de levens waar zij uit wilden stappen — maar dan net iets slechter. Dus hebben alle stoelen ongelijke poten, staan er geen sterren in de hemel en is het onmogelijk om te glimlachen. Dukic verbeeldt deze wereld in een landschap dat zijn Kroatische afkomst lijkt te vermengen met het Israël van schrijver Etgar Keret, op wiens novelle Kneller’s happy campers de film werd gebaseerd: zonovergoten woestenij waar alle kleur uit is weggetrokken, met hier en daar plukjes grijsgrauwe vervallen bebouwing.
Door deze leegte reist Zia, samen met Russische rocker Eugene (Shia Whigham) en liftster Mikal (Shannyn Sossamon), op zoek naar de ex om wie hij zelfmoord pleegde en die vervolgens ook zichzelf van het leven beroofde. Een opeenvolging van onverwachte ontmoetingen en allerhande zijwegen, zoals dat hoort in een roadmovie. Net zoals je nooit precies uit zult komen waar je aan het begin van de reis dacht heen te willen. En onderweg is er genoeg te glimlachen — voor de kijker.
Joost Broeren
Vergeten zilver
Peter Boyle
"In het echt is ‘ie veel kleiner, je gelooft me niet, maar het is het echt waar!" Dat hoor je wel vaker wanneer wij stervelingen een beroemde acteur of actrice in het wild zien. Zoiets overkwam Peter Boyle (1935-2006) nooit. Deze man was zo groot als een beer, op film en in het echt. Het duurde lang voordat hij voet aan de grond kreeg in de filmwereld, maar toen hij in 1970 indruk maakte met de titelrol in het controversiële joe als een racistische klootzak, was de beer los. Boyle, politiek geëngageerd, had de rol aangenomen als aanklacht tegen de reactionaire krachten in Amerika, maar toen de film erg populair werd bij de ‘rednecks’, besloot hij voortaan niet meer in rechttoe-rechtaan gewelddadige films op te treden, en weigerde een rol voor the french connection.
Dat deed zijn loopbaan vreemd genoeg geen kwaad. Hij raakte innig bevriend met John Lennon en bleef in interessante films spelen, zoals the candidate, steelyard blues en hardcore. De jaren zeventig waren de meest liberale periode van Hollywood en er werden voor grote maatschappijen kunstzinnige films gemaakt, en Boyle dook op in een van de beste van deze gouden tijd. In taxi driver heeft hij een legendarische monoloog (als taxichauffeur ‘The wizard’) waarin hij Robert De Niro advies geeft hoe het hoofd boven water te houden in de smerige, stinkende stad. De Niro’s antwoord mag er trouwens ook zijn: "That’s about the dumbest thing I’ve ever heard."
Zoals vele helden en heldinnen uit Vergeten Zilver beleefde Boyle zijn hoogtepunten in de jaren zeventig, al gaf hij nog een keer ongenadig gas in monster’s ball (2001) als, jawel, een beer van een racist. Mijn persoonlijke favoriet is zijn rol in de beste horrorparodie ooit gemaakt, Mel Brooks’ young frankenstein (1974), niet alleen een hilarisch, maar ook een stilistisch eerbetoon aan James Whale’s klassieker the bride of frankenstein. Boyle was groot, halfkaal en bepaald niet moeders mooiste, een perfecte combinatie om het monster te spelen. (Een uiterst viriel monster ook, maar dit terzijde.) Het was geen gemakkelijke rol, maar Boyle maakte er een fuifnummer van, vooral in de scènes met de blinde kluizenaar (geweldige gastrol van Gene Hackman) en de Fred Astaire-parodie met Gene Wilder, compleet met oordverdovende uithalen ("putting on the riiiiiitzz!").
De Nederlandse dvd van young frankenstein kost tegenwoordig een prikje en daar krijg je nog een hele berg extra’s bij. De mooiste is een ‘making of’, waarin Gene Wilder zichtbaar ontroerd raakt wanneer hij zich Boyle herinnert: een enorme man, maar wel een met een ontwapenende, kinderlijke onschuld, die zelf de prachtige scène verzon waarin hij denkbeeldige vlinders probeert te vangen met zijn kolenschoppen van handen. Ofwel: waarin een groot man klein kan zijn.
Mike Lebbing
TAXI DRIVER en YOUNG FRANKENSTEIN zijn te koop op dvd.
Dit is de laatste aflevering in een reeks portretten van vergeten filmsterren.