Buiten beeld #7: Kindercasting

Op zoek naar die ene stuiterbal

Foto’s: Maricke Nieuwdorp

Wie werken er achter de schermen naast regisseurs en acteurs? Wie schrijft het script, wie zorgt voor aankleding, het geluid, de dieren, cast en de inwendige mens op de set? De Filmkrant belicht in deze serie steeds een ander vakgebied. Deze maand: kindercasting voor de familiefilm Rood.

“Even één ding: moeten er Rotterdamse sporen in mijn spraak zitten?”, vraagt een goedgebekte kandidaat. Hij wil maar zeggen: daar draait hij z’n hand niet voor om. ABN spreken of plat Amsterdams kan hij desgevraagd ook prima. De bijna dertienjarige jongeman die deze zaterdagmiddag op een castingdag verschijnt bij Elskes Kast, weet hoe de hazen hier lopen: “Ik heb al best wel heel erg veel gedaan.” Ondertussen stommelen andere kandidaten juist verlegen of met van spanning opgetrokken schoudertjes binnen. Het ís natuurlijk ook doodeng om jezelf te presenteren voor de camera van castingdirector Elske Falkena en haar zoon Merlin, die haar al zo’n vijf jaar kundig assisteert.

Falkena, kindercastingdirector en kindercoach, stelt ieder kind vrijwel direct gerust. Je bent als jezelf al goed genoeg en je mag alle verwachtingen lekker loslaten, is haar devies. Wat ook meehelpt is de knusse sfeer bij Elskes Kast, gelegen in een voormalige slagerij in Amsterdam-Oost. Iedereen wordt luidkeels begroet door twee aaibare asielhondjes, er hangen vrolijke foto’s en posters en alle muren zijn van heldere kleuren voorzien.

Vandaag zoekt Falkena naar ‘een Dylan’, het belangrijkste personage in Rood, een op het leven van scenarioschrijver Job Tichelman geïnspireerde familiefilm. Hierin ziet een Rotterdams voetballertje zijn profvoetballerdroom in duigen vallen als hij in een rolstoel terechtkomt. Naast ‘Dylan’ zijn er kandidaten opgeroepen voor twee belangrijke bijrollen: Dylans beste voetbalvriend Soufian en een stoer skatermeisje. Het blijkt een hele puzzel. Ten eerste moeten de kinderen overduidelijk spelplezier hebben. Daarna kijkt Falkena of ze de juiste types voor de rollen zijn en of ze naturel overkomen. In dit specifieke geval wordt bovendien gezocht naar kids die in verband met arbeidsinspectieregels dertien jaar zijn tijdens de opnames. Ook belangrijk: wil het kind zélf voor die camera staan, of moet het een droom van een ouder waarmaken?

Falkena, die psychologie en pedagogiek studeerde en daarna ging acteren, bouwde in 21 jaar een uitgebreid cv op met kindercasting van zo’n honderd filmproducties, series en commercials. Werken met kinderen en jongeren beviel haar uiteindelijk het best. Sinds 1999 castte Falkena kinder- en jongerenrollen voor Nederlandse films als Meester Kikker, De Boskampi’s, Bloed, zweet & tranen, Dunya & Desie en Achtste-groepers huilen niet. Tegenwoordig heeft Elskes Kast een database met gemiddeld zo’n 50.000 kindacteurs in de leeftijd van 3 tot 25 jaar. Na die leeftijd stromen de getalenteerden door naar de toneelschool en ‘volwassen’ bureaus. In Falkena’s database kan met elke denkbare tag gezocht worden: in leeftijdcategorie, lengte, hobby’s, accent, achtergrond – you name it. Aan dat bestand blijft ze actief werken. Zeker in het geval van een speelfilmproductie is de castingperiode relatief lang. Zo organiseerden ze voor Rood ook scoutingsessies op straat in Rotterdam en bij voetbalclub Sparta, en deden ze oproepjes op social media en bij diverse voetbalclubs door het land. Zo troffen ze niet alleen kinderen die van huis uit al toneelspelen en makkelijker in aanraking komen met de filmwereld, maar ook ongepolijste kids met natuurlijk talent.

Hoewel in de normale situatie zo’n 25 tot 30 kinderen langskomen voor een casting in de studio, worden er vandaag zo’n twintig verwacht. Ouders wachten buiten, of achter een kop thee aan de grote keukentafel in de voormalige slagerswinkel. Steeds worden twee kinderen die elkaar niet kennen samen ingeroosterd voor de casting, beneden in het souterrain. Zo worden giechelende besties en vrienden die zich in elkaars bijzijn niet durven uiten vermeden. Na binnenkomst worden de kinderen door Merlin opgemeten en noteert hij hun lengtematen en leeftijden. Vervolgens vraagt Elske hen om iets over zichzelf te vertellen, terwijl ze hen ondertussen met grapjes en informele vragen op hun gemak stelt. Dan begint het echte werk: een heuse improvisatie voor de camera. Ieder duo wordt geconfronteerd met een situatieschets uit de film. Er is geen vaste tekst, alleen een voorval waarop de kinderen ‘in hun rol’ reageren.

Twee voetballertjes worden door hun trainer aangesproken omdat ze de kantine niet goed hebben afgesloten, waarna er ingebroken is. Falkena speelt de boze trainer, de beoogde acteurs moeten zich uit deze benarde situatie zien te praten. Liegen mag, brutaal zijn ook. Hoewel de meeste kandidaten het behoorlijk spannend vinden om zomaar bijdehand te doen tegen een volwassene en dat ook nog eens in samenspel met iemand die ze helemaal niet kennen, wordt direct duidelijk wie er gedijt in zo’n situatieschets.

Elske zal over een week of twee vijf of zes kinderen benaderen voor de recall: een workshop van zo’n anderhalf uur, waarbij ook regisseur Camiel Schouwenaar aanwezig is. Zo kan ook hij zien hoe deze kinderen op camera overkomen, of ze inderdaad goed kunnen voetballen of skaten en hoe ze reageren op regieaanwijzingen. Als de kinderen daarna definitief gecast worden koppelt Falkena hen aan een van haar kindercoaches. De één is geweldig met kleuters, een ander weet wel raad met weerspannige pubers. Opvallend genoeg willen de meeste regisseurs graag een ‘stuiterbalkind’ op de set. Waarom? Een tiener die laag in z’n energie zit heeft minder zin om die ene scène twintig keer over te doen terwijl een actief kind met behulp van de coach zijn of haar energie kan leren kanaliseren. Dit type kind is, zo is Falkena’s ervaring, verrassend goed gefocust als het erop aankomt. Omdat haar coaches zelf acteerervaring hebben, vormen ze een brug tussen kind en maker. Ze helpen de piepjonge spelers te ontspannen, grenzen aan te geven en door samen te repeteren. Hun belangrijkste taak is het welzijn van het kind op de set, niet de filmproductie an sich.

De bloedambitieuze mommager blijkt in Nederland gelukkig een zeldzaam fenomeen. Falkena schat dat slechts zo’n een op de dertig ouders druk op hun kroost legt om te presteren, om ‘de beste’ te zijn. In het belang van het kind kan Elske dan besluiten het niet te casten, ook al is het nog zo getalenteerd. In een wereld waarin zingen, dansen en zelfs het bakken van cupcakes competities zijn geworden, ontvangt ieder kind na de casting alle lof van Falkena: ze hebben het supergoed gedaan! De meesten zijn vooral teleurgesteld dat het zo snel alweer voorbij is.