Boeken: The Path to Paradise: A Francis Ford Coppola Story
Een groot denker met maniakale driften
Filmhistoricus Sam Wasson schreef een zinderende, mystieke biografie over Francis Ford Coppola, die leest als een enigmatische droom. Het boek is een viering van Apocalypse Now – Coppola’s onbetwistbare magnum opus – en een kritische blik op het genie ineen.
Sam Wasson omschrijft filmmaker Francis Ford Coppola in zijn nieuwste boek als een man die ‘oorlogen voerde om de oorlog te filmen’. De historicus beschrijft de cineast alsof hij het heeft over een filosoof uit de Griekse oudheid. ‘Hij bleef veranderen, hij leefde opnieuw en opnieuw.’ Die aanpak – het boek staat vol met dit soort romantische passages – werkt uitstekend.
Apocalypse Now (1979), de film die Coppola zelf als zijn Odyssee beschouwde, staat centraal in The Path to Paradise: A Francis Ford Coppola Story. Een boek waarin Wasson op geniale wijze binnendringt in de krochten van Coppola’s psyche.
Natuurlijk is wat Wasson daar aantreft niet allemaal even indrukwekkend en mooi. De historicus doet in zijn boek ook een poging om de lezer uit te leggen dat genialiteit vaak gepaard gaat met grilligheid. Hij zet Coppola neer als een groot denker met maniakale driften. Een idealist met kapitalistische neigingen. Een innovator van wie de uitvindingen geen onverdeeld succes zijn. Een vader die niet per se persoonlijke liefde, maar vooral zijn liefde voor de kunsten overbrengt aan zijn kinderen Gio, Roman en Sofia. Bovenal komt de Italiaanse Amerikaan in het boek over als een megalomaan.
Moeras
Coppola’s meest megalomane productie was zonder twijfel Apocalypse Now, een miljoenenproject waarvan de opnames op de Filipijnen eindeloos leken te duren. Wie de documentaire van Coppola’s eega Eleanor, Hearts of Darkness: A Filmmaker’s Apocalypse (1991), heeft gezien, kan zich hier vast iets bij voorstellen. Maar terwijl die film de kijker een blik achter de schermen gunt, focust Wasson zich in zijn boek juist meer op de psychologische motieven van de sleutelspelers die gaandeweg ‘werden meegesleurd in het moeras’. Zo omschrijft Wasson hoe Coppola acteur Martin Sheen op de set op het hart drukt dat hij ‘de onoprechte lagen tussen ijdelheid en hemzelf moet wegpellen’.
De historicus brengt vervolgens de openingsscène uit de film, waarin een beschonken Sheen de spiegel in zijn hotelkamer kapotslaat, op sublieme wijze tot leven. Het boek transformeert bij vlagen tot een transcendente ervaring. Wasson hanteert het derdepersoonsperspectief, waardoor je je als lezer soms op de set waant. Gaandeweg openbaart zich waarom de schrijver telkens terugkeert bij Apocalypse Now: het is Coppola’s meest artistieke film én grootste beproeving. Het maken van de film was een droom en een nachtmerrie; een psychedelische ervaring die de esoterische lotgevallen van kolonel Kurtz (Marlon Brando) uit de film spiegelt.
Kantelpunt
Wasson verdeelt de carrière van Coppola in twee delen: voor en na Apocalypse Now. Misschien wel omdat hij wil laten doorschemeren: dit is wat je krijgt als je een genie carte blanche geeft. Zo doemt in het boek het beeld op van een kunstenaar die niet met geld kan omgaan. Coppola richt zijn eigen filmproductiebedrijf Zoetrope op en wil zich losweken van de filmstudio’s die zijn artistieke aspiraties insnoeren. Hij wil met zijn ‘Godfather-geld’, zoals hij dat gekscherend noemt, ‘films maken die iedereen wil zien’. De cineast koopt alles wat los en vast zit: montagetafels, loodsen, een villa, een leger aan personeel.
De filmmaker blijkt echter geen geschikte leidinggevende. Wat is hij dan wel, vraagt hij zich af? ‘Een romanschrijver? Een scenarist? Een regisseur?’ Met vernuft laat Wasson zien hoe de grootste ego’s soms ook lijden aan identiteitscrises. En als Coppola de weg kwijt is, dan omschrijft de historicus dat op magistrale wijze: ‘Hij ging op promiscue wijze om met zijn genie, uit wanhoop deelde hij hem met iedereen.’ Sowieso ontstond er op de burelen van Zoetrope een sfeer waarin onderlinge solidariteit prevaleerde boven winst. Alles was geoorloofd en ook de schoonmaker ging zich bemoeien met de artistieke lijn.
‘Het was een chaos’, schrijft Wasson. Wie Coppola’s carrière kent weet dat hij zich na Apocalypse Now nooit meer heeft herpakt. Hij maakte mooie films, zoals The Outsiders (1982) en Rumble Fish (1986), maar evenaarde nooit meer het sublieme succes van die oorlogsfilm.
Vandaar dat de schrijver dus voortdurend terugschakelt naar Coppola’s Vietnam-epos. De film waarvoor de maker oorlog moest voeren, toen hij na The Godfather (1972) ineens een grote naam in Hollywood was geworden. Die vorm leest fijn: Wasson ziet het leven van de filmmaker niet als een lineaire lijn, maar als meerdere lijnen die parallel langs elkaar lopen. Bovendien begrijp je zo waarom Coppola Megalopolis wil maken, een drama van honderd miljoen dollar over een architect die New York na een apocalyptische gebeurtenis wil herbouwen. Dat is een idee waarmee hij al sinds de jaren zeventig speelt. Hij wil Apocalypse Now herleven.
Na The Big Goodbye: Chinatown and the Last Years of Hollywood (2020) heeft Wasson zich nu definitief gevestigd als dé chroniqueur van de geschiedenis van Hollywood. Ook dat vorige boek draait om een film (Polanski’s meesterlijke film noir Chinatown, 1974) die een kantelpunt in de filmgeschiedenis weerspiegelt. In beide boeken weerklinkt een verlangen naar een Hollywood van weleer, waar filmmakers met een hoop wegkwamen. Maar waar ook geschiedenis werd geschreven, door Griekse filosofen bewapend met camera’s.
The Path to Paradise: A Francis Ford Coppola Story Sam Wasson | 2023, Harper Collins, New York | 387 pagina’s | € 30,74