Zombie: The Resurrection of Tim Zom

Skaten tegen de klippen op

Tim Zom heeft altijd geskate alsof zijn leven er van afhing. En dat was ook zo.

Waarom staat die jongen nog overeind, denk je al snel. Want als dit portret van de Rotterdamse skater Tim Zom iets duidelijk maakt, is het dat het al honderd keer fout had kunnen gaan. De term ongeleid projectiel lijkt zo ongeveer bedacht voor Zom, alias Zombie. Wat was er gebeurd als hij nooit had kunnen skaten, vraagt filmmaker Billy Pols een paar keer aan vrienden en familie. Geen antwoord. Of: de bak. Of erger.
Rebel without a cause, schreef iemand al, want Zom heeft altijd gedaan wat ie wilde. En kwam dus meerdere keren met de politie in aanraking. Kreeg een pistool van een overvaller op z’n hoofd. En werd door z’n eigen moeder aangegeven wegens diefstal. De grens tussen Zoms eeuwige verzet en zelfvernietiging is dun, maar de ironie is dat hij waarschijnlijk juist door die compromisloze en roekeloze houding zo’n goeie skater is.
Met Zom als middelpuntslingerende kracht hoeft Pols niet te zoeken naar drama. Dat dient zich vanzelf aan. Zombie’s moeder zegt dat ze nooit aan kinderen was begonnen als ze had geweten wat ze zou moeten doorstaan. Zombie’s stiefvader vindt skaten geen echte sport, verklaart hij, ook al ontkent hij zo eigenlijk het wezen van z’n stiefzoon. Zo worden meer lompe en harde dingen gezegd, liefst in bijzinnen. Pols en editor Govert Janse waren zo slim om Zombie zo te monteren dat je dat drama beetje bij beetje krijgt voorgeschoteld. Tot je beseft dat het met Tim niet anders had kunnen lopen.
Tussen al die gesprekken zie je Zombie skaten. Hard skaten. Rauw, noemen ze die stijl. Hij skate zoals ie leeft: remmen los. Dus gaat ie al jaren regelmatig op z’n muil en had ie alles kunnen breken wat gebroken kan worden. Maar het ging goed. Tot nu toe tenminste. Als ik naar je gewrichten kijk, geef ik je nog een paar jaar, zegt de fysiotherapeut. Ook skaters worden ouder.
Zombie, gemaakt in opdracht van BNN, laat iets van Nederland zien wat niet veel mensen kennen. Kick flips, superjumps, rail grinding, straatwedstrijden — waar door sponsors flink voor wordt betaald — zijn een subcultuur die de meeste kijkers alleen zien als ze een groepje skaters op een plein passeren. Dat Zombie soms in herhaling valt — weer een commentaar over Tim’s roekeloosheid — doet er niet toe. Er zit zoveel snelheid en openhartigheid in die 70 minuten dat je de film die kleine gebreken vergeeft.
Voor wie het zien wil, is Zombie ook een melancholisch portret van de noodlottige houdgreep waarin ouders en kinderen terecht kunnen komen. Die jarenlange innige omhelzing tot ver voorbij de puberteit, waarin de liefde over en weer duidelijk is, maar waarbij al die botsende karakters elkaar ook constant in de weg zitten. Wat hoop geeft, is dat het nu goed gaat met Tim Zom. Ondanks alles. Dan is er dus hoop voor alle zonen.

Ronald Rovers