WIDE AWAKE
Ik ben de vis, de visser en de kok
De New Yorkse documentairemaker Alan Berliner is speciale gast op IDFA en stelde een top tien van favoriete documentaires samen. Zijn eigen, zeer persoonlijke oeuvre is ook te zien, waaronder zijn laatste werk wide awake over zijn eeuwige slaapproblemen.
Het is ochtend in oktober. Berliner is minstens een half uur te laat voor het interview en ik kan het niet laten een opmerking te maken over verslapen als hij uit de ontbijtruimte van zijn Gentse hotel komt. Hij knikt. Of hij dat vaker hoort. Ja. Dat hij dat over zichzelf heeft afgeroepen. Dat ook ja.
Berliner heeft een erg onderkoeld gevoel voor humor, voor wie het wil horen, want hij vertelt zijn grappen met uitgestreken gezicht en het liefst in bijzinnen. Net als in wide awake, zijn Verniaanse expeditie naar het begin van zijn slapeloosheid.
Hij praat rustig, heeft bijna overal direct een antwoord op en als dat niet zo is, schuimt hij zijn hersenen af. Als een onderzeeër die half boven, half onder water zijn volgende doel zoekt.
Berliners werk is persoonlijk — hij onderzoekt zijn familiegeschiedenis als een geneticus en als bouwstenen gebruikt hij anonieme found footage uit de jaren ’20 tot en met ’40, familiefilmpjes, aantekeningen, geluiden van buiten, verhalen van binnen, alles nauwkeurig geïndexeerd in een obsessief georganiseerd archief. En in zijn hoofd.
Een van uw inspiraties is de Nederlandse De Stijl-beweging. Ja, ooit was Theo van Doesburgs ‘Principles of neoplasticism’ het belangrijkste boek in mijn leven. Ik ging toen, ik was 16, 17 jaar oud, naar de Mondriaankamer in het Museum of Modern Art en daar ging ik uren op de grond zitten. Voor mij was die kamer een kleine kathedraal.
Mijn nieuwsgierigheid had te maken met balans en compositie en het zoeken naar een filosofie over de abstracties die zij hadden gevonden. Die strengheid in de composities van De Schtill — schrijf maar op dat ik het verkeerd uitspreek — die strengheid waarmee ze de wereld in abstracties afbeelden, dat sprak me erg aan en dat had invloed op hoe ík de wereld met mijn camera wilde vangen. Voor mijn vroege werk haalde ik veel inspiratie uit die geometrische abstracties. En wat ik nu ook doe, zo rommelig als het is met die familie en relaties en het in m’n eigen hoofd naar binnen gaan, op de een of andere manier komt het vroegste DNA voort uit de genen van de De Stijl. Alleen maak ik inmiddels geen minimalistische schilderijen meer maar maximalistische.
wide awake is toch bepaald niet rommelig. Er zitten veel shots in, soms hele korte, en er wordt veel gesneden. Maar inderdaad, tegelijkertijd heeft elk shot een duidelijke grens. Je hebt ook meer expressionistische filmmakers waarbij de shots vloeiender in elkaar overlopen, er zit meer flow in. Bij mij heeft alles een harde grens: elk shot heeft een reden die ik met je kan bediscussiëren en die ik kan verdedigen, shot voor shot. Op dat niveau dus: waar neem ik de kijker conceptueel mee naar toe, waar zit ‘het oog’ in dit shot en waar in het volgende, spreek ik het associatieve geheugen van de kijker hiermee aan, welke logica gebruik ik, lineair of alineair. Begrijp je, hier denk ik constant over na.
Uw montage wordt dan ook overal bejubeld. Toch heb ik nooit montagelessen gevolgd, weet je wel, ‘lees voor morgen Eisenstein-hoofdstukken 1 tot en met 4’. Ik denk niet dat ik kan uitleggen wat ik doe. Nou ja, ik kan je wel iets vertellen.
Ik probeer in mijn films altijd een balans te vinden tussen spontaniteit en controle, beheersing. Er moet iets onvoorspelbaars in zitten maar zó dat de kijker mij gaat vertrouwen, mij, de persoon die de beelden geeft en neemt en die verbanden legt tussen de beelden. Als ik vanaf het begin van de film de taal van cinema goed gebruik, dus ook van montage, dan teken ik een soort van contract met het publiek, dan ontstaat er een vertrouwensband. Daarna kan ik alle kanten op met metaforen en thema’s etc. Want het publiek weet dan wat ik aan het doen ben.
Blijven die persoonlijke geschiedenissen iets persoonlijks houden na ze honderd keer in uw hoofd en op de montagetafel uit elkaar te hebben gehaald? Ja, ze verliezen nooit betekenis. Ik ben producent, regisseur, editor, cameraman, soms ben ik ook de schrijver. Die labels kunnen me niets schelen. Verschillende onderdelen van mijn geest hebben verschillende agenda’s, willen steeds verschillende dingen met de film. Ik heb altijd van die interne conversaties. En alle deuren in mijn hoofd staan open, ik denk niet in hokjes. Het punt is, om te doen wat ik doe, moet ik helemaal ín het materiaal zitten maar tegelijkertijd op afstand staan. De film gaat óver mij, gaat dóór mij heen, en tegelijkertijd is er een bedaarde, koele, onpartijdige kant van mijn geest die ernaar kijkt alsof ik gewoon maar een van de personages ben. In the sweetest sound zeg ik het zo: ik ben de vis, de visser én de kok.
intimate stranger gaat over uw grootvader, nobody’s business over uw vader, the sweetest sound over uw naam wide awake over u zelf. De volgende film gaat over uw zoon. Na elke film moet ik door een proces van decompressie. Een jaar reizen, de film laten zien, kijken hoe iedereen reageert. En dan komt er een moment dat ik klaar ben, dat ik de film in mijn hoofd niet meer verander. Dan kan ik ‘m loslaten, de harde schijf in m’n hoofd wissen. En dan ben ik klaar voor iets nieuws.
Ok.
Toen ik the family album af had, over anonieme familiefilmpjes uit de jaren ’20, ’30 en ’40, toen zeiden mensen ‘oh, nu maak je natuurlijk iets over je eigen familie’. En op de een of andere manier maakte ik daarna intimate stranger over mijn grootvader. Ik had zijn hele intellectuele leven in de kast liggen. Toen dat klaar was zeiden mensen: ‘Nu heb je de dode grootvader gedaan, nu ga je zeker de levende vader doen?’ En daar zit inderdaad een fijne logica in. Dus toen kwam nobody’s business. Toen zei men: ‘En nu ga je ‘jou’ doen. ‘This is where the march of time is taking you. To you.’ Diep naar binnen. En dieper dan wide awake ben ik nog nooit gegaan en zal ik misschien ook wel nooit meer gaan. Dat is het meest persoonlijke dat ik ooit heb gemaakt.
Het punt is: ik heb dat allemaal nooit van te voren bedacht. Er is geen ‘masterplan’. Want alsof er een soort flow tussen dat allemaal bestaat, vraag je me nu of mijn volgende film over mijn zoon Eli gaat. En natuurlijk is dat bijna onweerstaanbaar. Maar mijn vrouw vindt het niet zo’n goed idee. Je moet daar ook voorzichtig mee zijn. ‘But of course, I would love it!’
Maar misschien ga ik iets heel anders doen. Na nobody’s business wilde ik ook iets lichters, iets minder emotioneels doen. ’the sweetest sound was like getting out of the kitchen.’ Dus misschien ga ik met mijn volgende film weer naar buiten, de wijde wereld in.
Waarom zijn verhalen die zo particulier zijn, zo interessant voor buitenstaanders? Alleen door je eigen leven in twijfel te trekken, door het als een laboratorium te gebruiken, kun je antwoorden krijgen op vragen over de menselijke conditie.
Ik denk dat ik kan hardmaken dat elke documentaire is gebaseerd op een vorm van toegang. De filmmaker had toegang tot iemand in de regering, of die maatschappelijke beweging, of deze dokter en die patiënt, alles gaat over toegang. Bij wide awake had ik ook toegang tot een filmmaker, onbeperkte toegang, de filmmaker wilde zoveel met me werken als nodig was, zo vaak als nodig was, ik had toegang tot z’n familie, tot z’n slaapkamer — toestemming van z’n vrouw — toegang tot z’n kind, al z’n onderzoek, notities. En dat twentyfourseven.
Ok.
Met deze persoonlijke documentaires wil ik eerlijk zijn en de taal van cinema niet alleen gebruiken op een manier die fris en dynamisch is, maar op zo’n manier dat ik metaforen en vertelstrategieën kan vinden, dat ik de cinema naar het onderwerp breng. Dat gaat zelfs zover dat ik met elke film het gevoel heb het wiel opnieuw te moeten uitvinden.
Nu had ik een onderwerp, slaap, en ik had een relatie met dat onderwerp en ik zat me steeds maar af te vragen hoe ik dat filmisch kon vertellen. Slaap, hé, ik kan dromen gebruiken, bedacht ik. Had ik nooit eerder gekund. Spannend. Mijn canvas is leeg weet je. En ik wil het onderzoeken op een diepe, persoonlijke manier. Maar tegelijkertijd voel ik me verantwoordelijk voor het publiek. Dit is het meest delicate deel van de reis die ik maak als filmmaker: ik wil dat het scherm voor het publiek een scherm én een spiegel is. In de beste films is het scherm dat allebei. Door het raam zie je dingen die je nog nooit eerder zag en in de spiegel zie je dingen waarin je jezelf herkent: de warme schok van de herkenning.
Ik haal de wereld in mijn films uit elkaar en ik zet ‘m weer in elkaar, ik laat zien en ik verberg, ik vertel alles wat ik weet en ik zeg dat ik niets weet, dat ik niets kán weten. Al die tegenstellingen zijn diep menselijke ervaringen. Als ik de kijker daarin kan betrekken dan gaat die met me mee in de film. Dan laat die zich raken.
Door die persoonlijk confronterende stijl en werkwijze maakte u eigenlijk al reality-tv avant la lettre. Ik heb wel eens wat gezien maar ik mis de referenties. Ik kijk er eigenlijk nooit naar. Ik weet dat er een serie is die ‘Survivor’ heet maar ik zou je er niks over kunnen vertellen. Ik heb op een feestje wel eens gesproken met iemand die voor zo’n show werkt en ze vertelde hoeveel tijd ze wel niet hebben om te casten. Veel! Dus het is allemaal erg kunstmatig.
Mijn cast ligt vast. Ik vertel de personages niet wat ze moeten zeggen. Zij worden ouder, ik word ouder, dingen veranderen. Dus het voelt een beetje alsof elke film een hoofdstuk is in mijn leven. Dat die personages door de films lopen terwijl ik met ze bezig ben en probeer te begrijpen wat ons allemaal bindt. ‘What is the contract that I have with you mammie?’
In wide awake zijn ze allemaal erg gewend aan de camera. Ik heb gewoon iedereen rond de keukentafel gezet en gezegd dat ik een film maakte over mijn slapeloosheid en waar die vandaan komt. Ze zijn er inderdaad allemaal wel aan gewend. Zelfs zo dat ze kwaad zouden worden als ik hen niet zou gebruiken. Maar ik moet ook zeggen dat dit gewoon de manier is waarop we met elkaar omgaan: er hangt altijd liefde in de lucht, hoe het ‘r ook uitziet. Ze mogen me voor gek zetten want ik ben natuurlijk geobsedeerd door m’n werk. Maar het is gewoon liefde. Zo doen wij dat.
Die obsessie, tenslotte, is dat een soort verplichting? Ik voel me een beetje ongemakkelijk met dat woord. Er is maar één persoon waaraan ik me verplicht voel.
Twee dagen geleden in het vliegtuig hierheen heb ik mijn vijftigste verjaardag gevierd. Ik ben nu officieel een oude man. Ik vertel het omdat ik, toen ik 17, 18 was, een paar sterke veranderingen heb doorgemaakt. Ik heb mezelf toen een paar belangrijke beloften gedaan, misschien zelfs een onuitgesproken contract met mezelf gesloten. Om te groeien en mezelf te ontwikkelen als filmmaker. Om offers te brengen en het geduld op te brengen om te kunnen doen wat ik wil doen. En dat was niet altijd gemakkelijk. Maar elk jaar met mijn verjaardag bevestig ik dat contract weer. Het duurt een leven om je te ontwikkelen als kunstenaar, weet je, en ik ben nog lang niet klaar.
Ronald Rovers
Voor meer informatie over het programma dat Alan Berliner voor IDFA samenstelde zie idfa.nl