WHITE LIGHTNIN’
Huiveringwekkende trip
Edward Hogg speelt een griezelig goede hoofdrol in de neurotische koortsdroom rond een tapdanser met de duivel in zijn bloed: white lightnin’.
Vergeet alles wat je van tapdans weet. In het op het levensverhaal van de dancing outlaw Jesco White gebaseerde white lightnin’ is tap geen gelikte show maar een manier om de demonen te bezweren in het Amerikaanse achterland — zeg maar hillbilly country. Vergeet ook alles wat je je voorstelt bij een bioscoopdebuut van een gerenommeerde commercialmaker. Dominic Murphy filmde dit gevecht tegen de waanzin als een experimenteel getinte, neurotische koortsdroom, een docudrama in expressionistische uitvergroting met een griezelig goede hoofdrol van Edward Hogg.
Voor het geval dit allemaal nog wat desoriënterend is — net als de film trouwens — eerst een update betreffende het fenomeen Jesco White (1956). Hij werd geboren als zoon van de befaamde en streng gelovige mountain dancer D. Ray White. Al jong een onverbeterlijk benzinesnuiver, had zijn leven gemakkelijk in een dwangbuis kunnen eindigen, maar met tappen wist hij de stemmen in zijn hoofd min of meer te bezweren. Nadat hij in 1991 de hoofdrol speelde in de documentaire the dancing outlaw verwierf hij cultstatus met bijbehorende fansites op internet. Die laatste, meer succesvolle periode komt in white lightnin’ overigens niet aan de orde.
Benzine en Elvis
Afgezien van het hallucinerende einde volgt het grimmige en met zwarte humor doorsneden white lightnin’ in grote lijnen de grillige weg die Jesco ook in werkelijkheid moest afleggen. Maar de manier waarop Murphy het in vaal getinte beelden aan ons voorschotelt doet niet echt denken aan een keurige biopic. Het is impressionistisch, onberekenbaar en soms buitensporig. De sterk subjectief getinte film probeert aan de ene kant in het hoofd van de gekwelde Jesco White te kruipen, en aan de andere kant de fascinatie van de maker voelbaar te maken.
Met geheimzinnige landschapsbeelden als terugkerend rustpunt laat Murphy de wereld van Jesco zien als een beklemmend universum vol duistere krachten. Bijna een vingeroefening voor Lars von Triers antichrist. We zien Jesco — als zesjarige en als tiener — als een volkomen ontworteld kind in de greep van benzine en Elvis. Een op militaire leest geschoeid opvoedingskamp brengt weinig verbetering, tot zijn vader er genoeg van heeft en ingrijpt op de enige manier die hij kent: hij dwingt zijn zoon de steps van het bergdansen te leren. Zoals Jesco tapt doet het denken aan een vorm van zelfhypnose.
De volwassen Jesco wordt fantastisch gespeeld door de nog betrekkelijk onbekende Edward Hogg. Priemende blik, iets te brede lach, altijd het gevoel dat er iets op knappen staat. De vader van Jesco wordt slachtoffer van een laffe moord, en bij wijze van eerbetoon trekt zijn volwassen zoon dansend van bar naar bar waar hij tussen ongecontroleerde incidenten door de liefde van zijn leven ontmoet, de veel oudere Cilla, gespeeld door Carrie Fisher, de actrice die in de eerste star wars-films prinses Leia was.
Daarmee is de weg naar verlossing nog niet ten einde. Voor Jesco in een wonderlijke visioen definitief afscheid kan nemen van het foute deel van zijn schizofrene zelf moet er nog gruwelijk wraak worden genomen.
Leo Bankersen