Whiplash

De sterren van de hemel drummen

Whiplash

Whiplash toont de tweestrijd tussen een tierende sadistische dirigent en zijn naïeve, ambitieuze leerling, die de sterren van de jazzhemel wil leren drummen.

Het is misschien wat cru om Whiplash, de tweede speelfilm van regisseur Damien Chazelle, te beschrijven als ‘Black Swan met een drumstel’, maar de films gaan wel allebei over jonge artiesten in New York die zich tot bloedens toe kapot werken om hun techniek te verbeteren en die moeite hebben om de juiste balans te vinden tussen talent en training, hartstocht en pure techniek.

Chazelle maakte eerder al een korte film met dezelfde naam, waarin de sadistische dirigent en muziekdocent Fletcher (gespeeld door J.K. Simmons) centraal stond. In de speelfilmversie krijgt Fletcher gezelschap van de negentienjarige Andrew Neyman (Miles Teller), een vlijtige eerstejaarsstudent aan het fictieve Shaffer Conservatorium. De strenge orkestleider nodigt er de beste studenten uit om lid te worden van zijn jazz­orkest. Fletcher is niet alleen een legendarische perfectionist, maar ook een bullebak die er niet voor terugdeinst om erop los te schelden als hij denkt dat dat nodig is – en dat denkt hij na bijna elke noot, inclusief die van het titelstuk, dat alleen als jazz voor extreem gevorderden omschreven kan worden.

Whiplash toont met verve de tweestrijd tussen een wrede leraar die zijn studenten tot grote hoogte weet te drijven (als ze het tenminste mentaal weten vol te houden) en een naïeve leerling die ervan droomt om de Charlie Parker van het jazzdrummen te worden. Nog belangrijker is de tweestrijd in Andrew zelf, want natuurlijk begint hij zich – nadat hij herhaaldelijk wordt afgeschreven en uitgescholden, ondanks slapeloze nachten repeteren – af te vragen of Fletcher niet te ver gaat.

Chazelle, die zelf een achtergrond in jazzdrummen heeft en ook het scenario schreef, lukt het mooi om via de scheldtirades van Fletcher vaak een schaterlach te ontlokken, zonder dat Fletcher zelf een al te grove karikatuur wordt. Hij wordt daarbij enorm geholpen door het extreem geconcentreerde spel van Simmons, alhoewel het uiteindelijk Teller is die hier de show steelt. Zijn Andrew wordt door het aanhoudend koeioneren van zijn tegenstander niet alleen een topdrummer, maar verandert op privévlak ook van een muurbloempje in een assertieve jongeman (alhoewel de subplots over Neymans relaties met zijn vader en met het lieve popcornmeisje uit zijn favoriete bioscoop wel wat dunnetjes zijn).

Het allerbeste aan Whiplash is dat de laatste, minutenlange drumsolo – ook heel dynamisch gemonteerd en in beeld gebracht – op het eerste gezicht een feelgood-finale lijkt te zijn, maar (spoiler!) eigenlijk enorm ironisch is als je beseft dat Andrew zich letterlijk een ongeluk heeft gewerkt om dat te kunnen bereiken. Is dat het allemaal wel waard?