Where the Wild Things Are
Being Max en de Maximonsters
Max en de Maximonsters heten ze in Nederland: de hoofdpersonen van Maurice Sendaks kinderklassieker Where the Wild Things Are. Spike Jonze (Being John Malkovich, Adaptation.) maakte er een explosieve, emotionele en exceptionele film van, die de chaos en verwarring in een kinderhoofd in kaart brengt.
Het lijkt misschien een enorme stap van het super-surrealistische Being John Malkovich naar zijn nieuwste, en als kinderfilm geafficheerde Where the Wild Things Are. Maar voor regisseur Spike Jonze (1969) is er niet zo’n groot verschil tussen het grillige brein van een groot acteur en het chaotische hoofd van de negenjarige Max, hoofdpersoon van Maurice Sendaks kinderklassieker uit 1963.
Het was in ieder geval de sleutel tot het bijna woordenloze prentenboek, dat hij al vaak door de schrijver/tekenaar gevraagd was te verfilmen, vertelde de regisseur tijdens een driegesprek in Londen: "Zodra ik inzag dat de Wild Things eigenlijk gedachten en gevoelens zijn, wist ik hoe we van het boek een film moesten maken."
‘We’, dat waren hij en schrijver Dave Eggers (die in zijn debuut A Heartbreaking Work of Staggering Genius uit 2000 al schreef over de verwarrende kinderwereld: het is het semiautobiografische relaas over hoe hij als nauwelijks volwassen 22-jarige de voogdij krijgt over zijn achtjarige broertje). Jonze’s ‘vaste’ scenarist Charlie Kaufman was inmiddels te druk met zijn eigen regiedebuut Synecdoche, New York.
Wolfspakje
Where the Wild Things Are gaat over negenjarige Max, die op de vlucht voor zijn al te alledaagse leven binnenvaart in de wereld van de Wild Things, hun koning wordt en ontdekt dat altijd maar woest en wild doen ook niet je van het is. Van een nogal mysterieus verhaal over Max die in zijn wolfspakje kattenkwaad uithaalt, maakten Eggers en Jonze een echte, zij het enigszins subversieve coming-of-age-film.
Want het wordt niet zo een-twee-drie duidelijk wat Max precies ‘leert’. Where the Wild Things Are gaat niet echt over volwassen worden. Daarvoor rent Max tot slot met te veel energiek plezier naar huis toe. De film gaat eigenlijk ook niet over het verlies van jeugdige onschuld. Het is juist een smeekbede om kinderen alsjeblieft niet al te snel in de maatschappelijk passende mal van brave aangepastheid te proppen.
Max is een heel gewoon kind, met veel fantasie. Impulsief, grillig en dol op fysieke uitdagingen. Hij houdt van springen en stuiteren, van vallen en opstaan. Net zoals de Jackass-stuntjongens trouwens, door Jonze tussen het speelfilms maken door, in films en televisieseries vereeuwigd.
In het Amerika van vandaag de dag zou Max alleen al daarom vast en zeker gediagnosticeerd worden met iets met een hoop medeklinkers achter elkaar, waar ze leuke kleine pilletjes tegen hebben. Hoewel Jonze en Eggers (die zich door middel van diverse schrijfprogramma’s inzet om de kinderlijke fantasie te stimuleren) zich er niet zo expliciet over hebben uitgelaten, is de film stiekem een pleidooi voor onaangepastheid, het verdwijnen in ongebreidelde fantasie. En neemt hij de hartstochtelijke absoluutheid van kinderlijke emoties onvoorwaardelijk serieus. Max kan van het ene op het andere moment lachen en boos worden, driftig zijn en, voor een ‘kinderfilm’ nogal heftige doodsangsten uitstaan.
Monstermaquette
Net als in een kinderleven, is er in Where the Wild Things Are geen verschil tussen fantasie en werkelijkheid, droom, nachtmerrie en waakbewustzijn. Voer voor psychologen. Niet alleen dat wolfspakje. Maar ook de oerkreet die Max uitstoot als hij op de keukentafel is geklommen: "Woman, feed me." (Dave Eggers in de roman The Wild Things, die hij zeer vrij naar het scenario schreef: "He didn’t know where he’d come up with that phrase, but he liked it immediately.").
Max kan naar het land van de Maximonsters varen in een bootje dat zojuist nog op zijn nachtkastje stond. Monster Carol bouwt een maquette van een ideale monsterwereld in een grot. Al die verschillende ervaringslagen, lijkt de film zo te zeggen, zijn slechts een kwestie van schaal.
Dat maakt ook de visuele stijl van de film, met veel desoriënterende handheld-shots en point of view-beelden vanuit het perspectief van Max, zo ge(s)laagd. Slechts langzamerhand bereiken we een totaaloverzicht van wat we echt zien, en ook als toeschouwer meer dan ingeleefd ervaren. Daarmee ontkwam Jonze ook aan de noodzaak om een kopie te maken van Sendaks composities en kaders; de film is zowel hommage als vertaling, de monsters (gemaakt door Jim Hensons – Sesamstraat – Creature Shop) angstaanjagend-knuffelige reproducties en spiegels van de emoties die ze verbeelden.
De kindertijd is geen idyllisch land van melk en honing. Jong zijn is verwarrend, schaamtevol, onhandig. Maar ook rijk, anarchistisch, eindeloos. Where the Wild Things Are neemt dat serieus op een manier die zowel pijnlijk en verdrietig, als troostrijk en baldadig is. Als Max één ding ontdekt gedurende de film, is het wel hoe het is om te voelen. Pijn, plezier, en iets voor de gevoelens van andere mensen. Maar niet om op te houden met botsen en beuken. Oh nee! "Let the wild rumpus start!"