Vogels kun je niet melken
Het ideaalbeeld gaat mank
De grutto floreert op het land van Bote de Boer, maar ook zijn bedrijf moet overleven.
Twee iconen van het Nederlandse landschap staan centraal in deze documentaire van Barbara Makkinga: de grutto en de melkveehouder. De boer in kwestie is de Friese Bote de Boer, een achternaam die ernaar hint dat hij in een lange agrarische familietraditie staat. Zoals hij het bedrijf van zijn vader voortzette, zo zal zijn zoon Jan Jochem het stokje van hem overnemen.
De grutto is een terugkerende bezoeker van zijn fûgeltsjeslân, een groot stuk weiland dat met zijn drassige grond een ideale balts- en broedplaats vormt voor de trekvogels. De rest van de weidegrond is voor het zwartbonte melkvee, maar dat brengt Vogels kun je niet melken minder in beeld dan je zou verwachten van een film over een koeienboer. De Boer lijkt vooral in zijn element als hij in het ‘oude’ weiland staat en in een hoog register de roep van de vogels nabootst. “Gr-uut-to, gr-uut-to, gr-uut-to, gr-uut-to.”
Zijn toewijding aan de gruttostand is iets wat de andere gezinsleden tolereren, zij het met enige zorg; een toekomstbestendig melkbedrijf aan Jan Jochem overdoen is ook belangrijk. Zijn oudere broer heeft al besloten om zijn heil in het buitenland te zoeken. Meer ruimte, minder regels.
Haar portret van een boerenbestaan in de 21e eeuw doorsnijdt Makkinga met close-ups van al wat leeft op en rond de boerderij. Zo zet ze Bote de Boer enerzijds neer als het type boer dat we graag op ons melkpak zien staan, terwijl ze ook laat zien waar dat ideaalbeeld van de boer als hoeder van het platteland en bondgenoot in natuurbeheer mank gaat. Natuurlijk vindt iedereen – inclusief overheden en non-profitorganisaties – het geweldig dat de grutto op Bote’s land zo goed gedijt. Maar geld levert het niet op. En als de medewerker van de Rabobank de financiering van een nieuwe stal komt bespreken, telt alleen de melkproductie.
In zulke scènes wordt iets duidelijk van de tegenstrijdige verwachtingen waar de agrarische sector mee te maken heeft, en waaruit een ongenoegen voortkomt dat de laatste jaren tot uiting kwam in boerenprotesten en de snelle opkomst van een nieuwe politieke partij. Beide figureren in de documentaire op de achtergrond van De Boers persoonlijke dilemma, maar hoe dat zich tot deze context verhoudt, is aan de kijker. Doordat de film evenmin dieper ingaat op de aard van De Boers bedrijf blijft ook daar een hoop in de lucht hangen. Het lijkt erop dat De Boer een tamelijk traditioneel melkbedrijf runt, waar inherent weinig mogelijkheden zijn om biodiversiteit in het bedrijfsmodel te integreren. Of dat ook anders zou kunnen (en hoe dan) zijn vragen die niet aan de orde komen.
Als Bote tegenover zijn vader bekent dat hij het beroep van boer niet zo aantrekkelijk meer vindt, begrijp je intussen wel wat hij bedoelt. Zoals dat in zovele beroepen het geval is, moet ook de boer vandaag de dag vooral ondernemer zijn. Maar De Boer wil gewoon boer zijn zoals zijn vaders vader boer was, en diens vaders vader voor hen – een bestaan dat niet rust op de waarde van je bedrijfsmodel maar op de kwaliteit van de grond die je bezit. Daar vindt dan ook het kleine drama plaats dat Vogels kun je niet melken met gepaste nuchterheid vastlegt.