VERS LE SUD
De zachte huid van Haïtiaanse jongens
Op Haïti zijn de zwarten veel leuker dan in Harlem, vindt de vrouw die in Laurent Cantets Vers le sud liefde zoekt in de armen van straatarme gigolo’s.
Toerisme: er lijkt geen saaier onderwerp voor een boek of film dan dat. Gelukkig denken de Franse schrijver Michel Houellebecq en zijn filmende landgenoot Laurent Cantet daar anders over. Houellebecq verplaatste zich voor zijn ontregelende roman ‘Platform’ in de gedachtewereld van vakantieaanbieders die precies weten wat de uitgebluste westerling wil. Niet te vulgair, een tikje exotisch sekstoerisme blijkt de toekomst. De redenering is als volgt: aan de ene kant zijn er honderdduizend westerlingen die alles hebben wat ze willen, maar geen seksuele bevrediging kunnen vinden. Aan de andere kant zijn er miljarden mensen die omkomen van de honger en niets anders te verkopen hebben dan hun lichaam. Een ideale ruilsituatie. Zit wat in, denk je even, wat de duivelse kracht van het boek onderstreept.
Regisseur Laurent Cantet gaat veel minder ver in zijn film Vers le sud, maar de overeenkomsten met ‘Platform’ zijn er zeker, al was het maar door de locatie: drie vrouwen zoeken eind jaren zeventig seks en liefde op het straatarme Haïti. Cantet bewees al eerder een haviksoog te hebben voor westerlingen die tevergeefs proberen van de dolgedraaide carrousel af te springen. Zo volgde zijn sublieme L’emploi du temps een man die elke dag net doet alsof hij naar zijn werk gaat, terwijl hij al lang geleden is ontslagen.
Schijn
In Vers le sud hopen de drie vrouwen op leeftijd warmte te vinden in de armen van ranke Haïtianen die voor een habbekrats de schijn van gezelligheid willen ophouden. Ellen (Charlotte Rampling) is een oudgediende die al jaren op het eiland komt en een vaste ‘geliefde’ heeft, maar ze weet dat ze hem altijd met andere vrouwen zal moeten delen. Brenda (Karen Young) is de nieuweling die op dezelfde jongen aast en niet kan verkroppen dat hij haar niet trouw is.
Naïef zijn de vrouwen niet. Ze zijn zich bewust van de armoede op Haïti, maar nestelen zich vervolgens veilig in hun paradijsje, omringd door jongens waar ze in hun thuisland niet naar zouden omkijken. Ellen zegt eerlijk dat ze niet van negers in Harlem houdt. Brenda beaamt: "Op Haïti zijn de zwarten veel leuker, ze staan dichter bij de natuur, ze zijn gracieuzer." Ook al leven ze op een mesthoop, de jonge, zachte huid van de mannen, soms nog jongens, blijkt onweerstaanbaar.
Terwijl Houellebecq geen oordeel uitspreekt over de amorele gedachtes van zijn personages, legt Cantet de morele dilemma’s er iets te dik bovenop. Dit komt de slagkracht van de film niet altijd ten goede. De tegenstellingen zijn duidelijk: er is de wereld van de corrumperende dollar en de buitensporige presidentiële banketten, en er is de wereld van de vergetelheid, waarin de vrouwen ten dans worden gevraagd of dartel de zee in springen. Juist die scènes met oogkleppen maken indruk: "Maak je geen zorgen, alles is hier anders", wordt de vrouwen toegefluisterd, en dat is precies wat ze willen horen.
Mariska Graveland