Una
Valt hij of valt hij niet?
Is pedofilie altijd misbruik, vraagt Benedict Andrews zich af in het gedurfde, spannende Una. En wordt het allemaal niet alleen maar erger door sociale hetzes?
In Don’t Stand So Close to Me zingt The Police over een jonge leraar die onderwerp is van schoolmeisjesfantasieën. Vladimir Nabokov wijdt in zijn roman Lolita uit over ‘nymphets’; ‘demonische’ meisjes tussen de negen en veertien jaar, die hun seksuele aantrekkingskracht gebruiken om volwassen mannen van de wijs te brengen.
Problematisch aan zowel roman als lied is dat ze de volwassen heren als slachtoffers beschrijven, die machteloos staan tegenover de grillen van deze manipulatieve kindvrouwtjes. Terwijl het juist het goed recht is van die meisjes om hun seksuele grenzen te verkennen en uit te proberen welke macht ze hebben. Zij zijn niet degenen die over de schreef gaan. Experimenteren hoort bij de puberteit; die draait om seks. Voor meisjes net zozeer als voor jongens.
Nabokov en The Police benaderen pubermeisjes vanuit de male gaze. Voor theaterregisseur Benedict Andrews ligt het gecompliceerder. In zijn filmdebuut Una zien Una (Rooney Mara) en Ray (Ben Mendelsohn) elkaar na vijftien jaar terug. Zij is eind twintig, hij halverwege de vijftig. Oude rekeningen worden vereffend. Zij confronteert hem met wat hij haar heeft aangedaan: ontvoering en verkrachting. Mara speelt Una onvoorspelbaar: ze schakelt binnen een mum van tijd tussen kwetsbaar en ziedend, hysterisch en weloverwogen. Mendelsohn probeert met zijn puppy-ogen intussen niet alleen Una, maar ook de toeschouwer te verleiden om begrip op te brengen voor zijn kant van het verhaal.
Andrews’ achtergrond als theatermaker is duidelijk. Una is om te beginnen de verfilming van het toneelstuk Blackbird (2005) van de Schotse scenarist David Harrower. Harrower baseerde zich op de misdrijven van een Amerikaanse ex-marinier, die in 2003 een meisje van twaalf jaar verleidde in een chatroom. Harrower sleep de scherpste randjes eraf: zijn hoofdpersoon is geen online engerd, maar een buurman en familievriend. (In de filmadaptatie is Una zelfs niet twaalf, maar dertien jaar; gevoelsmatig een groot verschil tussen kind en puber.) Harrower doet er alles aan om de mogelijkheid te creëren dat er sprake is geweest van wederzijdse verliefdheid.
Het stuk speelt zich bijna helemaal in één ruimte af en wordt voortgedreven door sterke dialogen. Ray werkt in een magazijn zonder ramen, waar pakketten metershoog zijn opgestapeld. De film speelt zich echter vooral af in de bedrijfskantine – een krappe, witte kamer met lage plafonds. Het is een contrast met de flashbacks, die veelal buiten zijn opgenomen. Door het gebrek aan ramen verliest het publiek net als het tweetal het zicht op de tijd. Het voelt als middernacht als ze het pand verlaten, maar het is nog licht. Met dit soort kleine doch cruciale keuzes voel je de hand van Andrews.
Het is als kijken naar een koorddanser: telkens dreigt Una de balans te verliezen en goed te praten wat niet goed te praten is. Valt hij of valt hij niet? De spanning die dat opwekt is gedurfd. Een belangrijke rol is weggelegd voor de reactie van de omgeving. Daarmee raakt Una aan wat Thomas Vinterberg laat zien in Jagten (2012). We leven in een tijd waarin de angst voor pedofilie zo extreem is, dat hetzes op de loer liggen. Terwijl Vinterberg toont hoe de omgeving bij een beschuldiging van pedofilie iemands leven kapotmaakt, gaat Harrower in op de trauma’s die hysterische reacties van buitenstaanders bij het slachtoffer teweeg kunnen brengen. Hij insinueert dat die reacties het allemaal nog veel erger hebben gemaakt. En wellicht heeft hij gelijk.