Un triomphe
Met een goed gevoel in de gevangenis
Geen beter stuk om met gevangenen te spelen dan Waiting for Godot, want zij weten wat wachten is. In de speelfilm Un triomphe halen vijf gevangenen niet alleen artistieke bevrediging uit de opvoering van het stuk.
Bij gevangenen die toneel spelen, denken we meteen aan Caesar Must Die (2012), de half fictie, half documentaire film van de broers Taviani waarin gevangenen in Rome Shakespeares Julius Caesar repeteren. De kracht van de film zit in de gevangenen die zichzelf herkennen in het geweldsdrama. In de maffiawereld waaruit zij komen, zijn verraad, eergevoel, wraak en bloedig geweld ook bepaald geen onbekende fenomenen. De mengeling van werkelijkheid en fictie zorgt voor een fascinerende film, waarmee de Taviani’s op het filmfestival in Berlijn de Gouden Beer wonnen.
Un triomphe lijkt op Caesar Must Die, maar er is een groot verschil: de vijf gevangenen die in deze film onder de strenge leiding van een regisseur met Waiting for Godot aan de slag gaan, zijn geen echte gevangenen, maar acteurs. Daardoor mist de speelfilm de intense spanning van Caesar Must Die. Hoe zou Un triomphe eruit hebben gezien als niet acteurs, maar gevangenen in de film zouden hadden gespeeld?
Un triomphe is overigens wel op de werkelijkheid gebaseerd. In 1986 repeteerden gevangenen in een Zweedse gevangenis Waiting for Godot, wat eindigde in een spectaculair schelmenavontuur, dat we hier niet moeten weggeven. De drie scenaristen van Un triomphe, onder wie regisseur Emmanuel Courcol, lieten zich erdoor inspireren, en hadden tijdens het schrijven waarschijnlijk het woord ‘feelgood’ in hun achterhoofd. Zo zijn de vijf gevangenen geen realistische personages, maar modelgevangenen, die zich na enig gesputter meteen neerleggen bij de autoritaire aanpak van de regisseur: “Als je wilt acteren, doe je zoals ik het wil!” Natuurlijk heeft de regisseur ook de nodige peptalk paraat: “Jullie zullen trots zijn op jezelf.” Dat laatste geldt ook voor de regisseur zelf, die alleen omdat hij geen werk heeft de theaterklus in de gevangenis aannam, maar er steeds meer lol in krijgt. Begrijpelijk, want de acterende gevangenen blijken talent te hebben. Zoveel zelfs dat de regisseur het stuk buiten de gevangenis in theaters wil opvoeren. Dat gaat uiteraard niet zonder slag of stoot maar de directrice vindt het uiteindelijk goed. Het levert een einde met een glimlach op.
Un triomphe is geen vervelende film, maar wel één waarbij alle hokjes keurig worden afgevinkt. Van kleurdiversiteit van de vijf gevangenen tot de emotionele problemen van de regisseur (gescheiden en problematische relatie met zijn dochter). Niemand zal aanstoot nemen aan Un triomphe, maar ook zal niemand van enthousiasme van zijn stoel vallen. Misschien symptomatisch voor arthousefilms vandaag de dag: mag het uit naam van enerverende cinema minder braaf en met meer lef?