Twisters
Ingrijpen in de tornado
Twisters moet een van de grote blockbusters van deze zomer worden. En een blockbuster is het, in elke zin van het woord.
Ze is wat gaan roesten in de tussenliggende 28 jaar, maar ze werkt nog. In de uitgebreide proloog van Twisters zien we Dorothy nog één keer in werking, het instrument dat de spil vormde in Jan de Bonts Twister (1996), ontworpen door Jo en Bill Harding om metingen te doen binnenin een tornado. Dit keer wordt het vat met daarin honderden sensoren geopend door een groepje stormjagers onder leiding van Kate Carter (Daisy Edgar-Jones).
Maar het gebeurt wat plichtmatig, want de echte inzet voor deze stormjagers is het experiment van Kate om een mengsel van polymeren los te laten in de tornado. Die polymeren (iemand merkt nog even snel op dat het dezelfde zijn als gebruikt worden in luiers – “ze zijn niet giftig!”) trekken het vocht uit de tornado, zodat deze instort. Dat is althans het idee. Kom ik straks op terug.
Een onderschatting van de tornado in kwestie loopt uit op een tragedie en de film springt vijf jaar verder in de tijd. Kate werkt inmiddels op het kantoor van een meteorologisch instituut in New York, waar haar vroegere stormjaagpartner Javi (Anthony Ramos) haar komt opzoeken en overhaalt nog één keer terug te keren naar Oklahoma, waar zich een uitzonderlijk actief tornadoseizoen voltrekt. Javi heeft inmiddels lucratieve investeringspartners gevonden en is van plan met militaire apparatuur een 3D-scan te maken van een tornado. Het enige dat hij mist is Kate en haar onfeilbare intuïtie voor de juiste storm.
Wat volgt is aanvankelijk een soort omkering van Twister. Daarin leidde Jo een ongeregeld zooitje nerds dat concurrentie had van een veel professioneler uitgerust team. Hier sluit Kate zich juist aan bij zo’n geavanceerd team, bestaand uit leden die zo karakterloos en inwisselbaar zijn, dat de film niet eens de moeite neemt ze voor te stellen. Hun concurrentie komt van het team geleid door Tyler (Glen Powell), een YouTube-beroemdheid die met zijn cowboyhoed en sluwcharmante glimlach vuurwerk een tornado inschiet.
Pas wanneer Kate hem beter leert kennen en (samen met de kijker) ontdekt dat hij en zijn team meer zijn dan alleen maar luid en irritant, vindt de film zijn toon. De chemie tussen Powell en Edgar-Jones werkt en in de tweede helft is Twisters een film die met regelmaat die sweet spot vindt waar plezier, opwinding en spektakel samenkomen. En hoewel de tornado’s elkaar wel erg rap opvolgen, benut Lee Isaac Chung (Minari) de ruimtes daartussen om de personages en locaties net dat beetje broodnodige dimensie te geven.
Zoals al vaker opgemerkt was Twister eigenlijk een screwball-komedie in de jas van een rampenfilm (Michael Crichton baseerde zijn script op een televisiedocumentaire over stormjagers en de plot van His Girl Friday). Maar bovenal was het een blockbuster, die altijd wat diffuse term voor grote Hollywood-films. Wie Twisters daarnaast legt, ziet ook hoe de blockbuster geëvolueerd is sinds de jaren negentig. Zo zijn er geen karikaturale slechteriken meer die zonder pardon verdwijnen in de suck zone van een tornado.
De blockbuster is ook altijd een vitrinekast geweest voor de nieuwste technologische ontwikkelingen in film. In 1996 was dat de baanbrekende combinatie van computereffecten en praktische effecten die ook Steven Spielberg hanteerde in Jurassic Park. Anno 2024 zien de tornado’s er dankzij de geavanceerde cgi veel realistischer en spectaculairder uit, maar het is maar de vraag of deze film eenzelfde ontzag kan sorteren, aangezien Twisters inmiddels concurreert met de oneindige hoeveelheid echte tornadobeelden op het internet.
Maar volgens Charles R. Acland in zijn boek American Blockbuster: Movies, Technology, and Wonder gaat die functie van blockbusters als “technologische paradepaardjes” nog verder. Het zijn namelijk niet zelden films die de mogelijkheden verkennen van (al dan niet controversiële) technologische ontwikkelingen die in de werkelijkheid nog in de kinderschoenen staan, en die ook ons denken daarover kunnen beïnvloeden. Acland gaat zo ver dat hij blockbusters “complexe culturele machines” noemt, “ontworpen om de ideologieën van ons technologische tijdperk te normaliseren.”
En dat brengt ons terug bij het experiment van Kate. Anders dan in de eerste film, waarin het doel was om betere metingen te doen en zo de waarschuwingstijd te verlengen, is hier het streven om in te grijpen in de tornado. Het direct beïnvloeden van het weer en klimaat klinkt als sciencefiction, maar geo-engineering is een opkomende tak van wetenschap, waarin economische en politieke motieven geregeld over de ethische bezwaren walsen.
Dat Twisters zo’n vorm van inmenging zo plompverloren en vanzelfsprekend presenteert (naast die polymeren wordt ook nog zonder blikken of blozen het zeer toxische zilverjodide de wolken ingeschoten om het te laten regenen) kun je uitleggen als naïef of propaganda, maar het laat vooral zien dat blockbusters vaak (en soms misschien ook wel zonder dat de makers het zelf doorhebben) de blik op dit soort technologieën verschuiven, verpakt in entertainment als een in een regengordijn gewikkelde tornado.