Tinker Tailor Soldier Spy
Wie is de mol?
De stijlvolle en knap geacteerde spionagefilm Tinker Tailor Soldier Spy doet de beroemde roman van John le Carré volledig recht.
Tinker Tailor Soldier Spy is, met The Spy Who Came in From the Cold, een van de meest gekoesterde romans van John le Carré. In de BBC-serie uit 1979 bracht Alec Guinness de bedachtzame spionnenmeester Smiley al op onvergetelijke wijze tot leven. Nu is er nog een remake met Gary Oldman als Smiley en met Tomas Alfredson aan het roer, de regisseur van de tedere vampierfilm Let the Right One In.
Tinker, Tailor, Soldier, Poorman en Beggarman: dat zijn de codenamen die Control (John Hurt), het hoofd van de Britse spionagedienst MI6, zijn spion Jim Prideaux (Mark Strong) inprent. De namen staan voor de vijf mannen aan de top van MI6. Control vermoedt dat een van hen een Russische infiltrant is. Prideaux zal van zijn contact achter het IJzeren Gordijn vernemen wie de dubbelspion is.
Maar het gaat anders: Prideaux loopt vrijwel onmiddellijk in de val en wordt neergeschoten. Het verlies van zijn spion luidt de val in van de solistisch opererende Control. De leiding van MI6 wordt overgenomen door Percy Alleline (Toby Jones) die meer samenwerking wil met de Amerikanen. Maar het wonderbaarlijk goede spionagemateriaal dat nu uit het Oostblok komt (codenaam: ‘Witchcraft’) en de belevenissen van Ricky Tarr (Tom Hardy) in Boedapest wijzen erop dat er misschien toch iets mis is ‘right at the top of the circus’. Controls voormalig rechterhand Smiley start een onderzoek. Wie is de mol? Percy Alleline, Roy Bland, Bill Haydon (Colin Firth) of Toby Esterhase?
Bromvlieg
Le Carré baseerde zijn verhaal op de hooggeplaatste Britse spion Kim Philby die in 1963 werd ontmaskerd als Sovjet-dubbelagent en trok er zo’n 300 bladzijden voor uit. De televisieserie telde zeven episodes. In de twee uur die Alfredson ter beschikking staan, gaat dus onvermijdelijk iets verloren. Fans zullen het jargon missen (‘lantarenopstekers’), sommige scènes worden anders uitgespeeld en enkele plotlijnen zullen de niet-ingewijde mogelijk iets te snel voorbijschieten. Het valt Alfredson te vergeven, want hij overtuigt verder volledig met een beheerst gefilmde spionagefilm die het ook eigenlijk helemaal niet moet hebben van de plot, maar van de fascinerende personages.
Het belangrijkste personage is zonder enige twijfel ‘The Circus’ zelf, het hoofdkantoor van de geheime dienst in Londen. De fenomenale art direction in Tinker Tailor Soldier Spy en het camerawerk van Hoyte van Hoytema brengen die geheime wereld tot leven. Alfredson vangt de essentie ervan met dat steeds terugkerende shot vanuit de kleine documentenlift die piepend van de ene verdieping naar de andere knarst: de spionagedienst als log, ouderwets en bureaucratisch instituut. De Zweedse regisseur weet vaker een lang stuk expositie in één verbazingwekkend mooi beeld te vangen. Smiley bijvoorbeeld, die een autoraampje opendraait om een bromvlieg naar buiten te laten. De kalme, oude intelligence officer die geen vlieg kwaad lijkt te doet, maar die wij later wel op een harteloze leugen betrappen. Oldmans Smiley voelt onwennig, maar het is goed dat hij de gebaartjes van Guinness niet heeft willen kopiëren. Zijn harde, koudere versie van Smiley voegt nieuwe spanning toe.
Dit zijn eenzame strijders. Mannen onder elkaar (er is die terugkerende hint naar homoseksualiteit) die elkaar voortdurend manipuleren, altijd liegen, nooit zichzelf laten zien. Na deze film en de succesvolle openingsweek in Engeland, is het geen geheim dat de vervolgroman Smiley’s People Alfredsons volgende project zou moeten zijn.
Barend de Voogd
De geheime lijst
Schimmige organisaties en internationale samenzweringen: vooral tegen het decor van de Koude Oorlog in de jaren zestig en zeventig prikkelden spionagefilms de fantasie. Twaalf must see titels uit het genre.
Wat was er nou spannender dan een strijd die in de schaduwen werd gevoerd? Een strijd die eigenlijk het mondiale equivalent was van de leugens en het overspel waarmee we elkaar gewoonlijk in liefdesrelaties vermaakten? Dat de fantasie geprikkeld werd, bleek wel uit de helden en antihelden die Britse en Amerikaanse studio’s in korte tijd tevoorschijn toverden. Van mannen in trenchcoats en fedora’s die overleefden dankzij hun anonimiteit tot glamoureuze playboys in sportauto’s, jonglerend met oneliners en bikini’s. Fans van achtervolgingen op Caribische eilanden raakten verslingerd aan het genre, maar ook liefhebbers van ingenieuze complotten.
Maar al meteen in Fritz Langs genrepionier Spione uit 1928 kwam de vijand niet alleen van buiten. Die was vooral ook in de eigen gelederen te vinden. Wantrouwen werd de psychologische essentie van het spionagegenre. Tomas Alfredsons slimme bewerking van John le Carré’s roman Tinker Tailor Soldier Spy volgt dat wantrouwen naar z’n uiterste consequentie, naar een toestand waarin niemand meer veilig is en iedereen verdacht. Voor wie snel thuis wil raken in het genre selecteerden we twaalf must see spionagetitels.
e Spione (1928, Fritz Lang)
Langs voorlaatste stille film met Rudolf Klein-Rogge als kwade genius op jacht naar staatsgeheimen definieerde het spionagegenre met dubbelzinnigheid en internationale intrige.
r North by Northwest (1959, Alfred Hitchcock)
Reclameman Cary Grant wordt aangezien voor spion en door de hele VS achtervolgd.
t The Spy Who Came in From the Cold (1965, Martin Ritt)
John le Carré-verfilming met Richard Burton als Brits geheim agent Alec Leamas die door z’n werk alle gevoel en vertrouwen is kwijtgeraakt en die terugvindt in dat ene laatste, dodelijke gebaar.
u The Ipcress File (1965, Sidney J. Furie)
Eerste rol van Michael Caine als Harry Palmer (zie ook Funeral in Berlin en Billion Dollar Brain) die het verdwijnen en hersenspoelen van Britse wetenschappers onderzoekt. Veel tongue-in-cheek en knipogen naar James Bond door allerlei bureaucratische details van het spionagevak vet aan te zetten en Palmer boodschappen te laten doen in de supermarkt of ontbijt te laten maken voor zijn gast.
i The Quiller Memorandum (1966, Michael Anderson)
Het scenario is van Harold Pinter. Twee Britse agenten worden in Berlijn vermoord door neonazi’s (zie ook The Odessa File). Geheim agent George Segal gaat op onderzoek uit. De curieuze, dromerige atmosfeer en Pinters opzettelijk vage dialogen onderscheiden de film van andere genretitels.
o Three Days of the Condor (1975, Sydney Pollack)
CIA-agent Robert Redford vindt na de lunch al z’n kantoorcollega’s vermoord en wordt dan ook doelwit van de daders. Hoort bij het subgenre van de paranoiathrillers dat ontstond rond het Watergate-schandaal. Zie ook de Alan J. Pakula trilogie Klute, The Parallax View en All the President’s Men — waaruit blijkt dat paranoia soms best gezond is — en Francis Ford Coppola’s The Conversation (1974).
p James Bond
Alle 22. Genoeg om een heel weekend mee te vullen. Voor satires: Le magnifique met Jean-Paul Belmondo, de Austin Powers-films en de twee OSS117-films van Michel Hazanavicius. Zonder de Bond-glamour maar met de actie: The Bourne Trilogy.
a The Osterman Weekend (1983, Sam Peckinpah)
Rutger Hauer is een talkshowpresentator die door een CIA-agent (John Hurt) wordt aangepraat dat al z’n vrienden KGB-agenten zijn. Hij nodigt ze uit voor een onstuimig weekend in zijn buitenhuis. Had goed kunnen zijn maar Peckinpah claimde dat hij geen final cut had waardoor de film een zootje losse scènes zou zijn geworden. Toch maar kijken.
s The Falcon and the Snowman (1985, John Schlesinger)
Twee jonge Amerikanen verkopen informatie aan de Russen maar worden niet meer losgelaten als ze willen stoppen. Waargebeurd.
d Spy Game (2001, Tony Scott)
Robert Redford probeert als onderknuppel op het CIA-hoofdkantoor te voorkomen dat zijn asset in het veld — geheim agent Brad Pitt in een Chinese gevangenis — door z’n superieuren wordt geofferd. Ingenieus kat-en-muisspel.
f The Good Shepherd (2006, Robert De Niro)
Over het ontstaan van de CIA net na de Tweede Wereldoorlog. Saai volgens nogal wat critici, maar ze vergeten misschien dat de film juist de valse romantiek van het vak wil laten zien.
g L’affaire farewell (2010, Christian Carion)
Franse licht satirische verfilming van waargebeurde geschiedenis met hoofdrollen voor twee regisseurs: Guillaume Canet en Emir Kusturica. Kusturica is een KGB’er die wil overlopen. Als tussenpersoon gebruikt hij een onervaren Franse ingenieur die toevallig in Moskou werkt (Canet). Mooie rol van Kusturica.
Ronald Rovers
Colin Firth en Tomas Alfredson spelen spionnetje
Colin Firth speelt Bill Haydon
Nee, Colin Firth wilde als kind geen spion zijn. En nee, hij heeft ook nooit echte spionnen ontmoet. Hoewel, dat weet-ie eigenlijk niet. Grapje. Heeft hij dan de eigenschappen die hem een goede spion zouden maken? Firth denkt even na aan de ronde tafel vol journalisten in Venetië. "Nou ja, acteurs bedriegen ook. Je probeert de kijker te overtuigen van iets wat niet echt is." Of hij een speciale belangstelling voor de Koude Oorlog heeft? "Niet echt. Maar wel voor spionage. Het fascinerende is natuurlijk dat spionagefilms niet alleen over actie gaan. Zelfs bij James Bond niet, wat naast TTSS toch het andere eind van het spectrum is. Bond wordt ook bewonderd om z’n droge humor." Wilde Firth ooit Bond spelen? "Het is niet één van mijn fantasieën. Maar de vergelijking met TTSS vind ik interessant. Bond is net als de spionnen in Le Carrés romans de eenzame, afgezonderde man. Het verschil is dat Bond je laat verlangen die man te zijn. Meer dan om actie en spanning draait TTSS om geschonden vertrouwen. Het is geen whodunit. Dat klinkt misschien slap, maar het is juist een mooie, verfijnde observatie van vriendschap en vertrouwen. Het feit dat er een verrader in het systeem zit, betekent dat iemand die ze al die tijd vertrouwd hebben, persoonlijk vooral ook, een vijand is. Dat is een verschrikkelijke gedachte. Weg brotherhood in arms."
Tomas Alfredson regisseerde John le Carrés klassieker
Of het niet eh… ironisch is dat Alfredsons succesdebuut Let the Right One In (2008) een Amerikaanse remake heeft gehad en dat hij met TTSS nu zelf ook een eh… remake van een Britse televisieserie heeft gemaakt? "Nee, dat is het niet." In welk jaar speelt het eigenlijk? "In 1973." Want het ziet er goed uit allemaal. "We wilden met het meubilair de paranoia uit die tijd vangen. De geur van paranoia. En van natte tweed." Voor mij voelde het decor niet helemaal naturel, werpt iemand tegen. "Ken je dat verhaal van Picasso? Dat iemand bij Picasso komt klagen dat de vrouwen op zijn schilderijen er niet echt uitzien? En dat de man dan een portret van z’n vrouw laat zien en zegt: ‘Kijk, zo ziet een vrouw er uit.’ En dan zegt Picasso: ‘Maar is ze niet vreselijk plat? En klein?’ Snap je? Dus voor mij was het decor echt. De achtergrond voor emoties. Het mocht geen spionagefilm worden. Het moest om angst en wantrouwen gaan. De wereld is het decor voor onze emoties."
RR