The Turin Horse

Koortsig ondergangsverhaal

The Turin Horse

God schiep de aarde in zes dagen, maar in Béla Tarrs schrijnende ondergangsdrama dooft hij in evenzoveel dagen. The Turin Horse is Tarr-cinema in de overtreffende trap.

De wereld is nog maar net ten onder gegaan in Lars von Triers Melancholia of de volgende ondergang dient zich aan met The Turin Horse (A torinói ló). Stilistisch verschillen de films van de grootmeesters echter als dag en nacht. In The Turin Horse verdwijnt de aarde niet in een adembenemend visueel spektakel, maar dooft hij langzaam uit.

Het minimalistische drama opent met een tekstje over de anekdote dat Nietzsche in 1889 in Turijn krankzinnig werd toen hij een voerman een paard zag afranselen. De introductie eindigt met de opmerking dat we niet weten wat er met het paard is gebeurd. The Turin Horse beantwoordt deze vraag. Het paard wordt gekocht door een oude alcoholstoker, die er na een lange tocht over de Hongaarse poesta mee thuiskomt. Thuis is een vervallen boerenhuisje, waarin de man met zijn dochter een armoedig leven leidt. De gierende storm rond het krot, dat op een onmetelijke lege vlakte ligt, is een slecht voorteken.

Zoals in iedere film van Béla Tarr is het leven van de personages teruggebracht tot overleven: opstaan, water halen uit de put, uit het raam staren, zitten, een aardappel eten – we zien tot stilstand gekomen levens. De sfeer van onheil wordt intenser als een man, die om een fles drank komt vragen, een koortsig ondergangsverhaal afsteekt. De “gedegeneerde mens”, maar ook God, is verantwoordelijk voor “de meest afschuwelijke schepping die je je kunt voorstellen”, hypert hij. Nadat later de alcoholstoker zigeuners, die hun dorst willen lessen met water uit zijn put, heeft weggejaagd, (“Ik ruk jullie darmen eruit!”), gebeuren er vreemde zaken: het paard wil niet eten, de put valt droog en de olielamp doet het niet meer. Zelfs de sintels van het fornuis doven.

Mededogen
The Turin Horse is Tarr-cinema in de overtreffende trap. De Hongaar was altijd al de meester van de minimalistische cinema, maar een uitgebeender film dan The Turin Horse lijkt onmogelijk. Tarrs mededeling dat dit zijn laatste film zal blijven, bevreemdt dan ook niet, want de maker lijkt een eindpunt te hebben bereikt. Stilistisch, maar ook thematisch: de wereld kan tenslotte maar één keer ten onder gaan.

Als Tarr stopt, verdwijnt met hem een radicale stilist en een moralist. Toen ik hem bijna tien jaar geleden interviewde over Werckmeister hármóniak wees hij symbolische, allegorische en metafysische interpretaties van zijn werk af. Het ging hem niet om brede, abstracte betekenissen, maar om de concrete levens van zijn personages. Zijn uitleg toen van de ijzige scène in Werckmeister hármóniak waarin een woedende menigte een inrichting bestormt, waar men plotseling oog in oog staat met een weerloze, naakte, oude man, is van toepassing op zijn hele oeuvre. “De scène gaat over de grens tussen menselijkheid en onmenselijkheid”, zei Tarr. “Als de menigte deze man in elkaar slaat, overschrijdt ze die grens”.

Niet de interesse in die scheidslijn – in feite het onderzoek van goed en kwaad – maakt Tarrs werk bijzonder, want die vormt het hart van de moderne cinema. Wat Tarrs films onderscheidt, en de maker tot een moralist maakt, is de opmerking die erop volgde. “Ik wil ook laten zien dat deze mensen geen criminelen zijn, maar arme, lelijke, vernederde mensen, die recht hebben op een beter leven. Wij zijn daarvoor verantwoordelijk.” Tarrs cinema roept op tot mededogen en het creëren van een betere wereld. We gaan deze man erg missen.