The Session Man
Ode aan de ideale studiomuzikant

The Session Man
Aanbeden door collega-musici, maar nauwelijks bekend bij het grote publiek: dat is Nicky Hopkins, de studiopianist die zijn stempel drukte op albums van The Rolling Stones, The Beatles en The Who.
Vijf jaar moest de Britse televisieproducent Michael Treen soebatten om de financiering van zijn regiedebuut rond te krijgen. Vooral potentiële distributeurs bleken moeilijk te porren voor een documentaire over een muzikaal talent dat in betrekkelijke anonimiteit meespeelde op de platen van veel beroemdere muzikanten als The Rolling Stones, The Kinks, Jefferson Airplane, Joe Cocker, George Harrison en John Lennon.
Het is aan Treens volharding te danken dat Nicky Hopkins (1944-1994) toch zijn verdiende filmische eerbetoon heeft gekregen. Dat Hopkins met zijn karakteristieke spel een belangrijke smaakmaker was in de rockmuziek vanaf de late jaren zestig wordt bevestigd door iedere talking head die Treen voor zijn camera brengt. Van Mick Jagger tot Peter Frampton en van Graham Parker tot Stray Cats-drummer Slim Jim Phantom: allen zijn vol lof over de veelzijdigheid van de toetsenist, die zijn liefde voor blues en rock-’n-roll combineerde met een gedegen klassieke opleiding.
Vergeleken met Hopkins’ honderden uren aan geluidsopnames – verspreid over meer dan tweehonderdvijftig platen – bestaat er maar weinig beeldmateriaal van hem. Naast beelden van een opnamesessie voor Lennons soloalbum Imagine put de documentaire voornamelijk uit een interview uit 1991. Hierin laat de sessiemuzikant zich kennen als een niet al te charismatische figuur met flaphaar, een grote bril en een lijzig Londens accent. Uit de verhalen die anderen over hem vertellen, maken we op dat hij – naast zijn evidente muzikale vaardigheden – het talent had door iedereen aardig te worden gevonden, in een wereldje dat gedomineerd werd door grote ego’s.
Hoewel hij de ideale eigenschappen had voor een sessiemuzikant koos Hopkins niet vrijwillig voor een bestaan in de studio. Vanaf zijn tienerjaren leed hij aan de ziekte van Crohn. Pijnen en ontstekingen stonden een carrière als podiumartiest in de weg. Helaas droegen diezelfde pijnen ook bij aan een hardnekkige drugs- en alcoholverslaving.
De toewijding van regisseur Treen is groot. Alles wat hij over zijn idool verzamelde, moest kennelijk een plaatsje vinden in de documentaire. Veel samenwerkingen worden slechts kort besproken, waardoor snippers muziek nauwelijks tijd krijgen om te resoneren.
Uiteindelijk komen de interessantste bijdragen niet van de geïnterviewde rocksterren, maar van de jongere sessiepianist Paddy Milner. De Schotse muzikant, die vooral bekend is van zijn werk met Tom Jones en Eric Clapton, laat met muzikale voorbeelden horen hoe Hopkins bijdroeg aan de zeggingskracht van de composities. Milner praat over muziek op een toegankelijke en aanstekelijke manier. Graag had ik veel meer gezien en gehoord van zijn boeiende analyses.