The Monkey
De dood als iets belachelijks

The Monkey
Met de Stephen King-bewerking The Monkey slaat horrorregisseur Osgood Perkins een nieuwe weg in, die van de groteske camp.
Regisseur Osgood Perkins verloor op zijn negentiende zijn wereldberoemde vader, acteur Anthony Perkins (onder veel meer Norman Bates in Hitchcocks Psycho), aan de gevolgen van aids. Nog geen tien jaar later kwam Perkins’ moeder, model Berry Berenson, om: ze zat in een van de vliegtuigen die zich op 11 september 2001 in de Twin Towers boorden. “Ik was al jong een expert in mensen op idiote manieren verliezen”, zei Perkins hierover in een recent interview in Vanity Fair.
Het laat je met andere ogen kijken naar The Monkey, een horrorkomedie die draait om mensen die op idiote manieren hun leven verliezen. De willekeur en absurditeit van de dood vormen in deze film niet zomaar een bron van bloederig vermaak, maar zijn een daadwerkelijk doorleefde ervaring. De dood als zo’n bizarre inbreuk op het leven dat je er bij wijze van bezwering alleen nog om kunt lachen.
Want belachelijk, dat is The Monkey van Osgood Perkins. In de goede zin van het woord. In deze film, gebaseerd op een kort verhaal van Stephen King, vinden tweelingbroers Hal en Bill (beiden gespeeld door Christian Convery) op zolder tussen de oude spullen van hun vader een opwindaap met een trommeltje. De broertjes ontdekken al snel dat elke keer wanneer de aap geactiveerd wordt en op zijn trommels slaat, iemand in hun omgeving op ridicule wijze om het leven komt. Te beginnen met hun oppas, die in een sushirestaurant per ongeluk wordt onthoofd. Wanneer ook hun moeder slachtoffer wordt, weten de broers dat ze van die verrekte aap af moeten zien te komen. Jaren later, wanneer de tweelingbroers volwassen zijn (nu gespeeld door Theo James) en het contact hebben verbroken, klopt het verleden op de deur wanneer er opnieuw opvallende sterfgevallen plaatsvinden.
De film stipt thema’s als rouw en verstoorde familieverbanden aan, maar al te nadrukkelijk worden dergelijke zaken niet uitgewerkt. Anders dan Stephen King is Osgood Perkins nauwelijks geïnteresseerd in de psychologie van zijn getraumatiseerde personages. Die zijn meer cartoonfiguren dan mensen van vlees en bloed.
Het zijn de groteske sterfgevallen die de ruggengraat vormen van The Monkey, die zo de films uit de Final Destination-reeks in herinnering roept. The Monkey is campy, bloederig, speels en uitbundig. De set piece waarin een personage haar hoofd in de brand ziet vliegen, in paniek haar huis ontvlucht en haar dood vindt tegen het ‘te koop’-bordje op het gazon, is pure slapstick die in menig bioscoop met applaus zal worden onthaald.
Osgood Perkins bouwt met The Monkey verder aan een eigenzinnig horroroeuvre. Telkens weet de Amerikaan aan geijkte genres en archetypes een geheel eigen draai te geven. Zo zijn zijn eerdere films als de spookhuishorror I Am the Pretty Little Thing That Lives in the House (2016), de Hans en Grietje-hertelling Gretel & Hansel (2020) of de recente seriemoordenaarsfilm Longlegs (2024) stuk voor stuk strakke oefeningen in sfeer. Films waarin de horror niet draait om het tonen van gruwelijkheden of jump scares, maar wordt opgeroepen in een stemmige visuele stijl.
Ook The Monkey is visueel overtuigend. Maar waar de horror in Perkins’ eerdere films onder de huid kroop, is dit keer alles vet aangezet, expliciet, over de top. Osgood Perkins vindt zichzelf opnieuw uit als meester van de groteske camp.