The Little Mermaid

Disney-traditie krijgt vervolg

The Little Mermaid

Met het verfilmen van het bekende sprookje De kleine zeemeermin van Hans Christiaan Andersen is de Disney-studio weer ‘back to the basics‘.

Na de grote successen van bijvoorbeeld Pinnokkio, Sneeuwwitje en Assepoester werd – nog onder leiding van de meester zelf – overgestapt op modernere sprookjes of originele verhalen. De reacties daarop waren over het algemeen wat minder dan bij die illustere voorgangers en dat heeft de huidige studiobazen aan het denken gezet. De oplossing was even voor de handliggend als simpel: gewoon weer terug naar de evergreens.

Het verhaal van Andersen was weliswaar in een bewerkte vorm in Ron Howards Splash aan de beurt geweest (en in de jaren vijftig ooit door Walt nog in een serie voor televisie gebruikt), maar voor een lange animatiefilm had het naar benen hunkerende meisje nog niet model gestaan. De keus voor eventuele nieuwe meesterwerken viel behalve op The Little Mermaid ook op The Beauty and the Beast die volgend jaar verwacht kan worden.

Dat die koerswijziging resultaat had, bleek onder andere op het filmfestival van Cannes, toen – weliswaar buiten de competitie – eindelijk een animatiefilm in het hoofdprogramma werd opgenomen. Een drijvende zeemeermin voor de kust deed aanvankelijk nog het ergste vermoeden, maar was snel vergeten bij het bekijken van dit eerste klassieke sprookje uit de post-Disney tijd. De tweede lange film van het duo John Musker/Ron Clements, die met Basil – The Great Mouse Detective al eerder hadden samengewerkt, is zonder meer een hoogtepunt in de toch al rijke geschiedenis van de animatiefilm geworden. Want niet alleen het tot in alle details verzorgde tekenwerk, maar ook de portrettering, de karakterontwikkeling, de humor en de liedjes zijn zo vakkundig dat aan alle kanten duidelijk is dat men er weer eens vreselijke zin in heeft gehad.

In het verhaal over de zeemeermin die de prins van haar dromen ontmoet en ondanks de tegenwerking van een heks nog juist op tijd haar stem terugkrijgt en met de tweevoeter kan trouwen, zijn die meermin en die prins de eigenlijk niet zo interessante hoofdpersonen. Daarom is er extra aandacht besteed aan de bijfiguren. De door Musker en Clements uitgewerkte en ingevoegde karaktertjes zijn uitermate leuk en houden de film dan ook gaande. Naast een uit het Caraïbische gebied afkomstige kreeft en een vertederend visje is het bij voorbeeld de zeemeeuw Scuttle die voor vele grappen zorgt. Hun aanwezigheid geeft de film de noodzakelijke vaart waaraan een modern en verwend publiek inmiddels gewend is geraakt. Dat vereist vakmanschap en die is alle niveau’s onmiskenbaar. Het hoogtepunt daarin vormen wel de liedjes. Prachtige choreografie – die de kwaliteit van Jungle Book evenaart – en een ver doorgevoerde detaillering waarin het enthousiasme van de makers merkbaar is, maken van onder andere het liedje ‘Diep in de zee’ iets zeer bijzonders dat terecht met een Oscar werd bekroond.

En het zijn juist de extra’s die het doen bij The Little Mermaid. Zoals de aandacht die aan de onderwateropnamen geschonken is. Na maanden studie zijn vele natuurkundige effecten op spitsvondige wijze gebruikt, zoals de vertekeningen onder water en de meerdere verschijningsvormen van schuim.

Die te waarderen zorgvuldigheid strekt zich ook uit over de stemmen. De bijzonder sterke Nederlandse nasynchronisatie onder regie van Arnold Gelderman is dicht bij het origineel gebleven. De Caraïbische kreeft Sebastiaan (met de stem van Freddy Gumbs) en ‘Kraay’ als meeuw zijn uitermate komisch. Dit alles geeft The Little Mermaid die kwaliteit waardoor de kinderen van nu in 2010 met hun nageslacht weer naar deze film gaan.