THE LAST TRAIN
Russische vorst aan de longen
In het opvallende Russische debuut The last train doen sneeuw en mist het onderscheid tussen daders en slachtoffers vervagen. Zij verzetten geen stap in het winterbos.
Met The last train van regisseurszoon en debutant Aleksei German Jr. bevinden we ons 82 minuten lang in een modderig, kaal Russisch winterlandschap. De ene striemende sneeuwstorm na de andere. Als het niet stormt dan miezert het, en als het niet miezert dan is er nog altijd de mist. Hoe erger de sneeuw, hoe grijzer de in zwart-wit CinemaScope gedraaide film oogt. Sneeuwt het niet, dan wordt zwart ook echt inktzwart; miezert of mist het, dan lijkt de film een bewegende ets. Twee verweerde, voortploeterende mannen doemen op uit het niets, soms steunend tegen een berk, soms wegzakkend in de sneeuw. Een treurig relaas gevangen in lange, ononderbroken en vooral ook trage takes.
In tegenstelling tot zoveel andere Russische en Oost-Europese films waar in ononderbroken takes gedwaald en geploeterd wordt, draait The last train niet om mensen verloren in het nevellandschap van hun eigen ziel, maar om twee slachtoffers van een concreet historisch gebeuren: het Duits-Russische front van 1943. Al die sneeuw, mist en trage ’tracking shots’ zijn er niet om je aan het mijmeren te zetten, maar doen letterlijk het onderscheid tussen Duitsers en Russen vervagen. Een aanpak die de film tijdens het laatste Filmfestival Rotterdam de Amnesty International Doen Award opleverde. Bovendien benadrukt German op die manier hoe uitzichtloos de situatie is, hoe eindeloos ellendig. Dwalend en ploeterend komen de mannen geen stap dichterbij, niet bij zichzelf, niet bij het einde van het bos, niet bij het einde van de oorlog. Hoogstens bij hun eigen miserabele einde.
Gerochel
Anders dan gebruikelijk in de Russische oorlogsfilm kiest German het perspectief van twee Duitse soldaten, hiertoe geïnspireerd door zijn eigen familiegeschiedenis: moeder en grootmoeder German konden tijdens de Tweede Wereldoorlog dankzij een Duitse militair aan deportatie ontsnappen. Het belangrijkste hoofdpersonage van de film is de Duitse legerarts Fischbach, die naar het front is gekomen om nog iets te kunnen betekenen. Zodra hij uit de trein stapt wordt duidelijk dat hij aan een zinloze missie is begonnen, en iedereen die hij tegenkomt raadt hem aan rechtsomkeert te maken. Maar dat doet hij niet. Alsof hij eigenlijk naar Rusland gekomen is om te sterven.
Na een gewelddadig conflict met zijn collega vlucht hij het bos in, weldra uit de sneeuw geplukt door een ondergeschikte die hem terug moet zien te voeren naar het kamp. Onderweg, misschien ook in steeds kleinere cirkels draaiend, komen de mannen Russische vluchtelingen en soldaten tegen, worden ze beschoten en gebombardeerd, maar de eenzaamheid en de treurige stilte van het winterbos blijven overheersen.
Alhoewel, zo stil is het nu ook weer niet. Er is altijd wel iemand die kucht, hoest of proest. Geen soldaat zonder de Russische vorst aan zijn longen, en dat zul je horen ook. Terwijl de meest gewelddadige scène — een stel Duitsers overmeesterd en geëxecuteerd door de Russen — door de perfecte choreografie van camerawerk, actie, sneeuw en mist ook nog eens de mooiste is, valt er aan al dat gerochel maar weinig esthetisch te beleven. Waarschijnlijk is The last train dan ook de enige oorlogsfilm die het, ondanks een incidenteel misselijkmakend beeld, meer van oprispingen dan geweerschoten of geweld moet hebben. En van de vele beschuldigende blikken die slachtoffers en daders je voortdurend toewerpen, recht in de camera kijkend.
Kevin Toma