THE KID STAYS IN THE PICTURE
Gewezen goudhaantje
The kid stays in the picture is een wonderlijke mengeling tussen documentaire, fotoboek en sterk verhaal. Het filmmakersduo Nanette Burstein en Brett Morgen baseerde zich op de autobiografie van de legendarische Hollywoodproducent Robert Evans. De flamboyante filmbons sprak zelf het volstrekt niet objectieve, maar wel altijd amusante commentaar in.
Ik dacht altijd dat ik iets van Hollywood wist, maar de naam Robert Evans zei me niet bijster veel. Dat is uiteraard niet Evans probleem maar het mijne: de schuld voor onwetendheid ligt doorgaans bij de onwetende zelf. Toen de in 1930 geboren New-Yorker vorig jaar september zijn opwachting maakte op het Festival voor de Amerikaanse film in Deauville, bleek het Normandische publiek gelukkig wel op de hoogte van ’s mans legendarische status: Bob Evans, de voormalige damesbroekenverkoper en als acteur mislukte playboy, die met een combinatie van branie en filmliefde de Paramount Studio van de ondergang redde door films te initiëren als Rosemary’s baby en The godfather. De tot bioscoop omgebouwde congreszaal barst uit in een minutenlange ovatie wanneer Evans ‘fashionably late’ binnenwandelt, voor het bijwonen van zijn filmbiografie The kid stays in the picture. In zijn kielzog loopt een stoet onduidelijke blondines en nog onduidelijkere bobo’s en notabelen. Zonnebankbruin en gestoken in een kek kostuum met cowboyaccessoires neemt de goed geconserveerde filmlegende het applaus en de vleiende woorden van zijn Franse gastheren in ontvangst. Nog voor hij de microfoon pakt om de organisatie en het publiek te bedanken voor de hartelijke ontvangst, is duidelijk dat deze man in zijn dagelijkse spraakgebruik woorden bezigt als ‘son of a gun’ en andere stoere Johnny Cash-taal. En ja hoor, daar vertelt hij met zijn door het leven getekende gravelstem dat hij zo’n ‘damn’ lucky sunnofabitch’ is, omdat hij ondanks een zwaar herseninfarct nog ‘alive ’n kick’n’ is. En dat allemaal dankzij — nou ja, vooral dankzij Evans zelf eigenlijk. Want dat blijkt ook al snel uit zijn gelegendheidstoespraakje en de daarna vertoonde film: Robert Evans houdt zich vooral bezig met Robert Evans.
Feestroes
Evans filmcarrière begon in 1957, toen hij als mooie jongen bij een zwembad werd weggeplukt door een Hollywoodse talentenjager. Producent Darryl F. Zanuck strikte hem voor een rol in het stierenvechtersdrama The sun always rises. Schrijver Ernest Hemingway en de sterren Tyrone Power en Ava Gardner protesteerden hevig tegen het casten van de onervaren, en bovendien aantoonbaar ongetalenteerde nieuwkomer. Zanuck trok zich daar niets van aan, en sprak de gevleugelde woorden "the kid stays in the picture".
Voor Evans zou de grillige en bazige Zanuck het grote rolmodel worden, toen hij later koos voor een carrière als producent. Er was echter één groot verschil tussen hem en de laatste Hollywood-producent van de oude stempel: toen het starre studiosysteem in de sixties begon in te storten, wist Evans hoe hij daarmee moest omgaan. De revolutionaire Zeitgeist goed aanvoelend haalde hij talenten als Roman Polanski en Francis Ford Coppola binnen, wat leidde tot een reeks artistieke en commerciële successen.
Naast triomfen kende Evans ook de nodige tegenslagen, zoals het mislukte huwelijk met Ali MacGraw, de tot megaster uitgegroeide hoofdrolspeelster in zijn kaskraker Love story. Het was een flinke domper op de door seks en drugs gekenmerkte feestroes van de seventies, maar toch ging Evans door. Als onafhankelijk producent bleef hij sterke films afleveren als Chinatown en Marathon man. Zijn carrière als topproducent was definitief over toen hij het succes van de twee Godfather-films probeerde te evenaren met het peperdure gangsterepos The cotton club. Na het genadeloos floppen van Coppola’s prestigeproject raakte Evans tot overmaat van ramp betrokken bij een publicitair breed uitgemeten moordzaak, waarna het keihard bergafwaarts ging met het gewezen goudhaantje.
Egomaan
Het aardige aan The kid stays in the picture is dat de film ruim baan geeft aan Evans’ onverbeterlijke neiging tot zelfverheerlijking, en het opblazen van zijn toch al tamelijk sterke verhalen. Nanette Burstein en Brett Morgen, die eerder indruk maakten met hun voor een Oscar genomineerde boksersdocumentaire On the ropes, besloten wijselijk dat niemand dit sterk subjectief gekleurde levensverhaal beter kon vertellen dan de voormalige studio-mogol zelf. Enige tijd voor hij een beroerte kreeg, die hem lange tijd het spreken onmogelijk maakte, sprak Evans de tekst van zijn autobiografie in, op een tot cultobject uitgegroeid audioboek. Burstein en Morgen illustreren die vertelling met een verzameling archieffilmpjes, interviews en fotomateriaal. De vormgeving wijkt echter af van het gebruikelijke statische sterrenportret. Opmerkelijk zijn vooral de uitgeknipte en ingekleurde portretfoto’s, die bewogen worden tegen zorgvuldig uitgelichte achtergrondjes, waardoor de film af en toe het karakter krijgt van een levend fotoboek.
Hoe speels de film ook oogt, het draait uiteindelijk toch allemaal om de sappige anekdotes van superindividualist Robert Evans, die zich ontpopt als een openhartige verteller die geen enkel aspect van zijn veelbewogen leven onbesproken laat. Aan objectiviteit heeft deze egomaan een broertje dood. Hij vertelt de dingen zoals hij ze ervaren heeft. Voor kijkers die daar een probleem mee hebben heeft Evans geen geduld: "Hell, no! It’s their problem, I ain’t gonna change. Fuck ‘em, fuck ‘em all." Wat een man.
Fritz de Jong