THE HI-LO COUNTRY
De laatste cowboy in New Mexico
Jarenlang probeerde Sam Peckinpah het boek ‘The Hi-Lo country’ te verfilmen, maar de stoeremannenregisseur overleed zonder het project ooit van de grond te krijgen. Vijftien jaar na zijn dood mocht de Engelse regisseur Stephen Frears zich wagen aan dit stukje Amerikaanse folklore. The Hi-Lo country is een fraaie hommage aan de laatste echte cowboys, en dat is vooral te danken aan het overrompelende spel van Woody Harrelson.
Vlak na de Tweede Wereldoorlog keren de gezworen kameraden Pete en Big Boy terug naar hun boerderijtjes in het stoffige plaatsje Hi-Lo, New Mexico. Ze proberen hun oude leven als cowboy weer op te pakken, maar al gauw blijkt dat hun wereld in de oorlogsjaren drastisch is veranderd. Opgejaagd door de oorlogsmachinerie is de veehouderij veranderd in een vleesindustrie. De koeien worden niet meer over grote afstanden gedreven door stoere mannen op paarden, maar economisch-rendabel vervoerd over het spoor. Veel van de vrije cowboys die Pete en Big Boy achterlieten toen ze ten strijde trokken zijn aan lager wal geraakt of in loondienst gegaan bij de grote veebaron Jim Ed Love. Ondanks de nieuwe situatie gaan Big Boy en Pete door met hun op de oude leest geschoeide cowboyleven. De luidruchtige Big Boy gaat daarbij graag het conflict aan met Love en zijn mannen. De sudderende vijandigheden worden op de spits gedreven als Big Boy een verhouding begint met de verleidelijke Mona, die getrouwd is met de voorman van zijn aartsrivaal. Hun relatie is een pure provocatie aan de nieuwe machthebbers, en het kan ook niet anders dan slecht aflopen met Big Boy. Om het nog erger te maken is ook Pete heimelijk verliefd op Mona, en de loyaliteit tussen de twee vrienden wordt stevig op de proef gesteld.
Knokken
Het is niet moeilijk om te snappen wat Sam Peckinpah gezien moet hebben in Max Evans’ roman uit 1961, want het verhaal van Big Boy en Pete staat bol van zijn lievelingsthema’s: loyaliteit, vriendschap tussen echte mannen en buitenstaanders die tegen beter weten in vasthouden aan de door vooruitgang ingehaalde codes en gebruiken. Door allerlei omstandigheden kreeg Peckinpah het project niet van de grond, maar voor zijn dood in 1984 speelde hij het door naar Martin Scorsese, die zich opwierp als (co)producent. Ondanks het all-American karakter van het verhaal huurde Scorsese liever Stephen Frears in dan een Amerikaanse regisseur, mede dankzij hun eerdere succesvolle samenwerking bij The grifters.
Het lijkt erop dat Frears altijd al gedroomd heeft van een film in western-setting, want alle clichés van het ruige cowboyleven zijn met ongekende gretigheid uit de kast gehaald: het knokken in de saloon, de rodeo, het pokerspel en rauwe kerels die te pas en onpas ‘Yee-Haw!’ roepen.
Frears poetste alle clichés op, zodat alles weer blinkt als nieuw. Dat geldt met name voor de superieure buitenopnamen van het landschap van New Mexico. Vooral de scènes waarin de cowboys hun vee door het Zuidwesten van de VS drijven zijn glorieus. Keerzijde van al deze glimmende plaatjes is dat de film nogal afstandelijk overkomt. De regisseur probeert het nog goed te maken door in te zoomen op de tragische driehoeksrelatie, maar het zompige gevoelsleven van de flegmatische Pete, uit wiens perspectief het verhaal verteld wordt, staat in een wat al te schril contrast met de allesoverheersende Marlboro-cinematografie.
Vrijbuiter
Frears’ verfilming is niet het meesterwerk geworden dat Peckinpah voor ogen moet hebben gestaan. De film zwabbert tussen westernhommage en liefdestragedie, en geen van beide wordt geheel bevredigend uitgewerkt. Desondanks is The Hi-Lo country een heel verleidelijke film, en dat mag vooral op het conto worden geschreven van Woody Harrelson. Net als in The People vs. Larry Flynt is hij wisselend onweerstaanbaar en onuitstaanbaar als de onbehouwen vrijbuiter die van zijn hart geen moordkuil maakt. Met zijn tomeloze energie en grenzeloze loyaliteit maakt hij vrienden en vijanden. Als Big Boy belichaamt hij het cowboybestaan dat niet meer terug zal komen — en misschien ook wel nooit bestaan heeft.
Keerzijde van Harrelsons centrale rol is, dat de film lijkt te stokken zodra hij niet in de scène zit. Dan valt ineens op dat scenarist Walon Green — nota bene verantwoordelijk voor het script van Peckinpah’s meesterwerk The wild bunch — wel erg lang stilstaat bij Petes obsessie voor Mona. En die obsessie wordt des te onbegrijpelijker door het eendimensionale spel van Patricia Arquette, die precies één scène betoverend is, waarna ze overgaat op de fatalevrouwenmodus die ik inmiddels wat al te vaak van haar heb gezien. Zo valt er wel meer op The Hi-Lo country aan te merken, maar als Harrelson weer in beeld komt weet je: ik ben een ontzettende kniesoor. Want daar heb je Woody, hij zit op een paard. Hij drinkt een fles whiskey, hij gaat op de vuist. Woody Harrelson is de laatste echte cowboy. Yee-Haw!
Fritz de Jong