THE HANGING GARDEN
Opgeknoopt in een paradijselijke tuin
Als je debuteert met een zelfmoorddrama met de titel The hanging garden, waarin je alle personages vernoemt naar een een plant of bloem en bovendien voorziet van een eigen kleurenschema, dan moet je wel lef hebben. De Canadese regisseur en scenarist Thom Fitzgerald heeft niet alleen lef, maar vooral ook een heleboel talent en ondanks de ietwat pretentieuze opzet is The hanging garden een prachtige, bitterzoete film waarin wezenlijke zaken worden aangeroerd.
The hanging garden opent met een tweetal korte scènes waarin de jeugd van hoofdpersoon Sweet William verteld wordt in een notendop. We zien hem als kleine jongen in de beeldschone tuin van zijn vader, terwijl hij hardhandig wordt overhoord over de namen en verzorgingswijze van bloemen. In een volgend shot is William een zwaarlijvige puber geworden, die zijn ellende van zich afzet door grote hoeveelheden eten naar binnen te werken.
Pas na deze indringende start begint het verhaal zich te ontvouwen. Na tien jaar keert William terug naar zijn ouderlijk huis in een Canadees provinciegat om het huwelijk van zijn zuster met zijn jeugdvriend Fletcher bij te wonen. Het blijkt dat William al die tien jaar geen contact heeft gehad met zijn familie. Inmiddels zijn alle overtollige kilo’s eraf en leeft hij een openlijk homoseksuele levensstijl. Het weerzien met zijn familie brengt bij iedereen herinneringen boven aan de gebeurtenissen die hebben geleid tot Williams breuk met zijn familie. Die kwam tot stand nadat hij zijn eerste schreden op het homoseksuele pad zette, samen met Fletcher. De ontdekking van Williams ontluikende gevoelens leidt tot een verkrampte reactie bij zijn moeder, die hem meeneemt naar een soort dorpsprostituée die hem op het ‘rechte’ pad moet brengen. Terwijl de jonge William wordt ingewijd in de liefde zit moeder in de kamer te wachten. Het is een bijzonder ongemakkelijke scène, waarbij je als toeschouwer het liefst door de grond zou zakken. Voor William is de gebeurtenis ronduit traumatiserend en kort hierna hangt hij zichzelf op aan een boom.
Groene vingers
Of de zelfmoordpoging daadwerkelijk heeft plaatsgevonden, of symbolisch moet worden gezien, wordt enigszins in het midden gelaten. Maar het aangrijpende beeld van Williams levenloze lichaam, bungelend aan een boom, staat centraal in de film. Soms hangt het op de achtergrond, terwijl geen van de personages er aandacht aan besteedt, een andere keer ziet slechts een van de aanwezigen het hangen, waardoor het eerder een soort droombeeld wordt. Maar er is ook een shot waarin de volwassen William zich rechtstreeks tot de levenloze verschijning richt.
Het is typerend voor de magisch realistische toon. Magisch is de film vooral door de vermenging van realiteit en fictie en de poëtische beelden. Realistisch is juist de de psychologische portrettering van Williams familie. Met een vlijmscherp oog voor details ontrafelt Fitzgerald het disfunctionerende gezin. Veel aandacht gaat daarbij uit naar Willams vader, Whiskey Mac. Deze man is een vat vol tegenstrijdigheden. Hij is in staat geweest om zijn tuin om te toveren tot een waar bloemen- en plantenparadijs, maar als opvoeder van zijn eigen kinderen heeft Mac jammer genoeg niet bepaald groene vingers. Hij weet dat hij jammerlijk te kort is geschoten als vader en na het drama met William is hij verworden tot een trieste alcoholist.
Kleuren
Het subtiele scenario van The hanging garden staat mijlenver af van het gemiddelde Hollywoodscript. De langzame psychologische ontwikkeling en de soms pijnlijke monologen staan eerder in de traditie van Amerikaanse toneelschrijvers als Edward Albee, Arthur Miller en Tennessee Williams. De portrettering van de dementerende grootmoeder die zich vastklampt aan haar collectie Mariabeeldjes lijkt zelfs zo te zijn weggelopen uit Tennessee Williams’ ‘The glass menagerie’. Die toneelinvloed is ook merkbaar in de zorgvuldige ontworpen decors. In de interieurs bevinden zich allerlei obstakels waardoor de personen vaak in één shot samen te zien zijn, terwijl er tegelijkertijd een psychologische afstand wordt gesuggereerd.
Maar ondanks het veelvuldige gebruik van theatrale middelen is The hanging garden beslist geen verfilmd toneelstuk. Fitzgerald gaat fris en onbevangen om met het medium film, wat zich onder andere uit in de trefzekere toepassing van afwijkende camerastandpunten, gebruik van verschillende filmsnelheden en een uitbundige fotografie, waarbij een hoofdrol is weggelegd voor de bijzondere kleuren.
Het knappe aan Fitzgerald’s film is dat hij, ondanks de serieuze thema’s die worden aangesneden, geen moment te zwaar wordt. Voor een groot deel is dat ook de verdienste van hoofdrolspeler Chris Leavins. Hij speelt de volwassen Sweet William op een onderkoelde manier, als een jongen die tamelijk passief blijft onder wat er zich in het gezin heeft afgespeeld — en nog steeds afspeelt. Geen vertwijfelde blikken, geen hysterische reacties op het opgerakelde verleden, maar vooral spijt en kalme berusting. Hij ziet hoe zijn familie nog steeds worstelt met de gebeurtenissen van destijds, maar hij weet ook dat hij ze niet kan helpen. In zekere zin is hij net zozeer toeschouwer geworden als wij.
Fritz de Jong