The Goldfinch

Geketend aan het boek

De woordspelingen waren niet van de lucht na de première in Toronto: de prestigieuze Donna Tartt-verfilming The Goldfinch is zo plat als het schilderij dat erin figureert. Maar dat is een misvatting over het beroemde schilderij van Carel Fabritius.

Er is een reden waarom The Secret History (1992) van Donna Tartt nooit is verfilmd, en die reden begrijp je na het zien van  de film die er nu van The Goldfinch is gemaakt. Haar derde boek uit 2013 (een veelschrijfster is ze niet) ging afgelopen maand in een bewerking van regisseur John Crowley (Brooklyn) en scenarist Peter Straughan (Tinker Tailor Soldier Spy) in première op het filmfestival van Toronto. De film is het bewijs dat er geen onverfilmbare boeken bestaan, maar dat je niet zonder makers met visie kunt.

Films die alleen maar een verhaal vertellen zijn meestal al behoorlijk inwisselbaar en saai, maar als er dan vervolgens nog eens een visie op dat verhaal ontbreekt, dan krijg je, nou ja, een plaatjesboek. Of wat formeler gezegd: een film die alleen maar zichzelf afbeeldt. Dat kan prachtig gebeuren zoals in The Goldfinch (hulde voor het camerawerk van Roger Deakins die textuur aanbrengt waar hij kan). Maar dat is gewoon niet genoeg, zeker niet bij bronmateriaal dat gaat over vragen rondom kunst en werkelijkheid, en de authenticiteit van kunst en het leven. De film is zo plat als het schilderij dat erin figureert, schreven de eerste recensies, maar dat is een misvatting over het beroemde schilderij van Carel Fabritius.

The Goldfinch ontleent zijn naam aan het gelijknamige zeventiende-eeuwse schilderij Het puttertje waarop een distelvink is afgebeeld die met een kettinkje om zijn pootje aan een voederbakje vastzit. Het is een van de beroemdste schilderijen van de jong gestorven leerling van Rembrandt, niet alleen omdat Tartt erover schreef, maar omdat er van meet af aan iets magisch uitging van dat trefzekere nederige beeld van een gevangen vogeltje. In Tartts bijna duizend pagina’s tellende roman is het schilderij een leidmotief en McGuffin ineen. Maar het is ook het hoofdthema: hoe kan iets wat ogenschijnlijk realistisch is ook abstract zijn? Het is een boek over kijken. Hoofdpersoon Theo Decker ziet het schilderij voor het eerst als puber op de tentoonstelling ‘Noordelijke meesterwerken uit de Gouden Eeuw’ in het New Yorkse Metropolitan Museum of Art vlak voor zijn moeder omkomt bij een aanslag. We volgen Decker van Las Vegas naar Amsterdam, door koortsachtige drugsdromen en in de ban van surrogaatmoeders en vampierachtige kunsthandelaren. Maar uiteindelijk draait alles om de vraag hoe groot de troost van de kunst is, en wat een authentieke ervaring.

Die veelheid aan gebeurtenissen gekoppeld aan een meer existentiële vraag leent zich goed voor literaire bespiegelingen, of voor een vertaling in filmtaal. Dan kun je heen en weer bewegen tussen concreet en abstract, tussen kijken en zien, tussen detail en groter geheel. The Goldfinch ontsnapt echter niet aan de ketenen die het zichzelf heeft opgelegd: zoveel mogelijk plotelementen vertellen in een door elkaar gehusseld avonturenverhaal waarin het schilderijtje bijzaak wordt. Het is aan de toeschouwer om al kijkend de ideeën van Tartts roman te reconstrueren, en met een beetje verbeeldingskracht lukt dat best. Maar de hoofdvraag blijft waarom Crowley van een complexe roman een halffabricaat heeft gemaakt, in plaats van alle filmische middelen die hij tot zijn beschikking had in te zetten om de wereld van het boek tot leven te brengen en boven zichzelf uit te laten stijgen. Waar Donna Tartt de goudvink in haar bepaald niet toegankelijke boek laat vliegen, slaagt John Crowley er niet in hem uit de plot te bevrijden.