The Garden

Geïmproviseerde passie van een schilder

The Garden

Derek Jarman is een schilder. Een filmende schilder. Of een schilderende filmer. Een dichter. Een dichterlijke filmer. Derek Jarman is gay. In iedere nieuwe film schetst hij een zelfportret. Omdat het voor hem in elke vorm van expressie – zijn doeken, zijn gedichten, zijn films – per definitie gaat om zelfexpressie. Paradoxaal genoeg is hij verheven tot voorvechter van een beweging – de homo-emancipatie. Toch streeft hij niets anders na dan de beelden die uit zijn onderbewustzijn oprijzen, intuïtief en improviserend te rangschikken.

The Garden is een treffend voorbeeld van Jarmans werkwijze. De film bestond oorspronkelijk uit niets anders dan enige home video-achtige scènes rond actrice en vriendin Tilda Swinton. Even zovele kreten om aandacht, zoals het dramatische fragment waarin Swinton wordt opgejaagd door fotograferende papparazzi.

Je vangt als toeschouwer moeiteloos het signaal op, maar weet het vervolgens in geen enkele categorie onder te brengen. Temeer daar dit signaal onmiddellijk wordt opgevolgd door een volgend, dat evenmin te rubriceren valt. Als een schilder zet Jarman op zijn lege doek verschillende punten en lijnen uit, stapt vervolgens achteruit en wacht tot het geheel zich aan hem openbaart. (En, in het geval van film, tot de financiering rond is).

De bindende factor in het kaleidoscopische The Garden wordt gevormd door het passieverhaal. Geïnspireerd door de vrij desolate omgeving van zijn nieuwe huis in een dorp nabij Londen, rees bij Jarman het idee het leven van Christus tot onderwerp van zijn film te maken. Onschuld versus verraad, liefde versus onbegrip en vooroordeel, martelaarschap versus veroordeling.

Het evangelie volgens Jarman is uiteraard gekleurd door zijn homofilie en de positie die hem dit in het leven gaf. Nog altijd vechtend voor acceptatie, werkend vanachter de zijlijn en in de verdediging gedrukt. Men kan het er mee eens zijn of niet, maar volgens Jarman zijn de omstandigheden van de homofiele medemens niet echt opzienbarend verbeterd de laatste jaren. Vanuit dit gegeven rangschikte hij zijn eerder gedraaide scènes – gemaakt om de lol van het maken – rond nieuw opgenomen scènes. De Christusfiguur staat daarin machteloos terzijde, zijn rol is overgenomen door twee minnaars die zijn evangelie van erbarmen verkondigen. Hen wacht eenzelfde gebrek aan begrip, onschuld wordt nog steeds niet beloond met vertrouwen, ook zij worden gekruisigd. De rol van de gevestigde macht en de kerk, zo lijkt Jarman te betogen, is nog steeds een dubieuze. Evenals die van ‘het volk’, dat in diverse andere scènes te hoop loopt om andersdenkenden en -voelenden te bespotten en vernederen.

Deze verhaallijn in The Garden wordt voortdurend onderbroken door andere. De regisseur zelf verschijnt regelmatig peinzend in beeld: vanachter een tafel, onder een crucifix, in een door rondcirkelende figuren omsingeld bed in de zee. Er zijn beelden uit zijn jeugd, waarin de strikte orde van schoolmeesters wordt verbeeld door flagellanten en waarin een kleine jongen zowel Jarmans kinderlijke onschuld als die van Christus vertegenwoordigt. Tilda Swinton is net als de andere spelers in diverse rollen te zien, maar domineert als Madonna, nadat zij als Eva, verdreven uit het paradijs, de hypnotiserende droom die The Garden is, opent. De Tuin van Eden is verder verwijderd dan ooit, lijkt Jarman met zijn film te willen zeggen. Al was het maar omdat twintig eeuwen na Christus de doodstraf staat op liefde.

Zoals Jarman, zelf seropositief, in een gedicht verwoordt: I walk in this Garden / holding the hands of friends, / old age came quickley for my frosted generation. / Cold cold cold / they died so silently. En even verder: Sadness is all I have, no words.

Wel beelden. Provocerende, sensuele, barokke, fascinerende beelden aaneengeregen tot wat genoemd wordt een ’trance-film’. Een film waarin de filmmaker zichzelf in het middelpunt van een fictieve wereld plaatst, waarin zowel de eigen psyche als aspecten van de reële wereld weerspiegeld worden. Al is het maar in details als een verkreukeld colablikje, de creditcard waarmee de gehangen Judas prijkt of de jolige muziekclip ‘Think Pink’ gezongen door een luchthartig, in roze gekleed zangeresje. Jarman is niet bang voor wat kitsch en schuwt geen enkele artificiële kunstgreep. Zijn beelden worden gedomineerd door achtergrondprojecties, zware wolkenluchten, helgekleurde boeketten, kitscherige kostuums en theatrale opstellingen.

Zonder script, zonder vastomlijnd raamwerk, reeg Jarman al improviserend, intuïtief en in eendrachtige samenwerking met zijn acteurs – die voor een groot deel zelf uitmaakten hoe zij hun personage gestalte gaven – zijn beeldenreeks aan elkaar. In de montage – die Jarman zelden zelf bijwoonde – door Peter Cartwright tot een geheel gesmeed. Het resultaat is een gepassioneerde, op momenten haast magische rangschikking van the stuff of life, zoals in een dialoogzin wordt opgemerkt. Maar de drogerende werking die het kan hebben vereist wel een ontvankelijke grondhouding van de kijker.