The Fountain

Requiem voor een droom

De nieuwe film van Darren Aronofsky verdeelt de meningen: pretentieuze nonsens of geniale beeldenpracht?

Wanneer ontgaat een regisseur het overzicht? Hoe gebeurt het dat een gerespecteerd filmmaker zich verliest in zichzelf en anderen hem niet stoppen?

Dat zijn vragen die zich opwerpen bij films die de één als zo lyrisch ervaart dat ze de ogen strelen en de keel dichtknijpen, terwijl de ander geïrriteerd in de stoel zit te draaien. Dat zijn films van cineasten die doen waar ze zin in hebben, niet gehinderd door een gebrek aan ego.

Zulke enfants terribles zijn er niet veel meer. Denk aan William Friedkin, die Hollywood op zijn kop zette met The French Connection en The Exorcist en door de geldmachine werd omarmd: ga jij maar maken wat je mooi vindt. Een paar jaar later kwam hij uit de Zuid-Amerikaanse jungle tevoorschijn met het peperdure Sorcerer, door critici neergesabeld en door het publiek genegeerd. Terwijl deze hallucinante remake van Le salaire de la peur een van de meest onderschatte Hollywoodfilms van de jaren zeventig is.

Kosmonaut
De vergelijking met Friedkin dringt zich op in het geval Darren Aronofsky: na Pi en vooral Requiem for a Dream lagen de aanbiedingen voor het oprapen. Hij koos net als Friedkin de moeilijke weg en maakte geen kassucces, maar schiep een filmische droom. The Fountain toont hoe wetenschapper Hugh Jackman wanhopig een medicijn tracht te fabriceren om zijn stervende vrouw Rachel Weisz te redden en het eeuwige leven te schenken. Jackmans bovenkamer staat daardoor op exploderen. Of is hij de ontdekkingsreiziger die door de eeuwen heen – van conquistador tot ruimtereiziger – deze weg voortdurend aflegt?

Aronofsky wordt al wereldwijd van mooifilmerij beticht, maar wat maakt het uit als hij met The Fountain een film van zeldzame visuele schoonheid heeft gemaakt? De ene na de andere om in te lijsten kadrering: deze film is pure beeldpoëzie. Tegelijk gaat Aronofsky zó op in de hemeltergende mentale crisis en het verdriet van Jackman (goed op dreef, beter dan in The Prestige) dat het de kijker begint te duizelen. Jazeker, het doet pijn om de liefde van je leven te verliezen, maar na het zoveelste shot van de getergde kosmonaut die in een zwevende koepel de boom van het eeuwige leven streelt (echo’s van Douglas Trumbulls Silent Running, jazeker) begin je je toch wat ongemakkelijk te voelen.

Tegelijkertijd is de bezetenheid van de regisseur om dit pretentieuze verhaal over de ultieme zoektocht van de mens in 96 minuten te persen ronduit fascinerend. In een traditie van grote filmmakers deed hij geen enkele concessie om alles maar dan ook alles uit de kast te trekken en een visuele krachttoer te leveren. Het publiek op het Festival van Gent waarmee ik de film zag had er een massaal applaus voor over, maar in vele zalen zal het gegaap niet van de lucht zijn. Maar als deze film faalt, dan faalt hij op magnifieke wijze.