The Fall of the American Empire
Van koerier tot haute finance
Een Robin Hood-achtige filosoof komt in het bezit van een enorme som geld, waarna belastingparadijzen lonken. Deze Canadese satire toont hoe alles gekapitaliseerd wordt, zelfs oprechte gulheid.
Wat doet geld met een mens? Denys Arcand onderzoekt het in zijn satire over de jonge filosoof Pierre-Paul die noodgedwongen als koerier in Quebec werkt en tijdens een ritje getuige is van een overval. In een opwelling neemt hij de twee achtergebleven sporttassen met grote sommen geld mee. En daar zit hij dan, met al die illegale bankbiljetten.
Arcand zet de tegenstellingen dik aan in The Fall of the American Empire (La chute de l’empire Américain), dat eigenlijk niets met de titel te maken heeft. Pierre-Paul is iemand die niet om geld maalt en liever vrijwilligerswerk doet in de gaarkeukens. Rijk zal hij op eigen kracht nooit worden, weet hij. Eerder stak hij een hilarisch verhaal af tegen zijn vriendin, waarin hij vol zelfbeklag zei dat intelligentie eigenlijk een handicap is. Zo zou hij nooit een stofzuiger kunnen verkopen omdat hij weet dat zo’n apparaat iemand niet gelukkig gaat maken, en hij dus nooit overtuigend zijn verkooppraatje zou kunnen houden. Het zijn de dommen die rijk worden, ziet hij om zich heem. Ook krijgt hij het niet over zijn lippen om tegen zijn vriendin te zeggen dat hij van haar houdt, want zijn piekerhersens denken dan gelijk: wat betekent liefde precies? Je moet niet zomaar wat zeggen, vindt hij. “Het gaat niet om intelligentie maar om je hart”, roept zijn vriendin gekwetst uit, om vervolgens de doodsteek voor hun toch al wankele relatie te geven: “Je zal alleen eindigen.”
Door zijn plotselinge rijkdom wordt de ietwat stereotiep nerveuze Pierre-Paul al snel gedwongen de wereld in zijn hoofd te verruilen voor die van ex-criminelen, prostituees en haute finance. Zij helpen hem om uit handen van de politie te blijven. Pierre-Paul verkent ondertussen de mogelijkheden van belastingparadijzen om zijn geld wit te wassen en aan een goed doel te geven.
Arcand heeft in deze opvolger van zijn Le déclin de l’empire Américain (1986) en Oscarwinnaar Les invasions barbares (2003) oog voor de mensen die buiten het paradijs vallen: van illegalen Mexicanen tot Inuit die op straat leven. Ondertussen stopt Arcand zijn film vol met verwijzingen naar de manier waarop geld de wereld vormt. In radioflarden horen we hoe een presentator zich druk maakt over het salaris van tennisster Roger Federer, en op straat roept de verkoper van de daklozenkrant Pierre-Paul toe dat God hem zal belonen voor zijn gift – zo ligt er toch weer een beloning in het verschiet voor de altruïst. Arcand maakt daarmee duidelijk dat alles gekapitaliseerd wordt, zelfs oprechte gulheid. Een razend interessant gegeven, maar de nogal onevenwichtige, langgerekte komedie trapt daarbij wel een paar open deuren in over de macht van geld en de amoraliteit van het kapitalisme. Het is makkelijk om gulheid te prijzen en af te geven op de hebzucht van een ander, maar dit echt doorgronden doet Arcand niet.