The End

Kop in de grond

  • Datum 01-10-2025
  • Auteur Karin Wolfs
  • Thema Filmkrant 483
  • Gerelateerde Films The End
  • Regie
    Joshua Oppenheimer
    Te zien vanaf
    16-10-2025
    Land
    Denemarken, Duitsland, Ierland, Italië, Verenigd Koninkrijk, Zweden, 2024
  • Deel dit artikel

The End

In zijn eerste fictiefilm zet documentairemaker Joshua Oppenheimer de valse hoop te kijk waarmee de westerse mens zichzelf te gronde richt.

Een ochtend in een luxueus onderkomen, van alle gemakken voorzien, gebouwd in een ondergrondse zoutmijn waar geen daglicht komt. Bij gebrek aan ramen zijn de muren behangen met kapitale schilderijen: ongerepte Bierstadt-landschappen in al hun romantische sublimatie of popperige, impressionistische dansers à la Degas.

Een twintigjarige jongeman werkt aan een maquette, met Amerikaanse Indianen en kolonisten, havens en treinen, een heuvel met het Hollywood Sign. Hij werd geboren onder de grond, nadat de aarde vijfentwintig jaar eerder is verschroeid. Zijn ouders – een oliebaron en een danser – belichamen de westerse beschaving in optima forma: het perfecte huwelijk tussen industrie en kunst. Deze hoogbeschaafde familie ontbreekt het aan niets. Zelfs hun SUV staat veilig in de catacomben geparkeerd.

“Kijk naar ons, zijn we geen plaatje?”, zingt vader in het openingsnummer, met een liefdevolle blik op zijn vrouw en zoon. “Eeuwig de kracht van onze familie.” De bedienden – butlers en lijfarts – vallen in: “Samen is onze toekomst zonnig.”

De vader, de moeder, de zoon; het zijn warm-menselijke figuren. Maar de blik van de zoon is hol en leeg. Terwijl vader maar niet snapt hoe het toch kan dat ze hier met al hun goede bedoelingen zijn aanbeland, wordt moeder geplaagd door nachtmerries waarover ze niet wil praten. Tot er plots een jongedame uit het bovengrondse komt neergedaald, die met haar openheid en vragen de schone schijn verstoort.

De Amerikaans-Britse, in Malmö wonende documentairemaker Joshua Oppenheimer maakt zijn eerste lange fictiefilm met de zwartkomische, bitterzoete, postapocalyptische musical The End. Dat werkt als openingstitel al direct ironisch, maar eigenlijk begint ‘het einde’ al daarvoor, bij het motto: “The houses are all gone under the sea / The dancers are all gone under the hill”, dat losjes verwijst naar de premisse van de film. De regels zijn afkomstig uit Four Quartets van de Britse dichter T.S. Eliot. De filmtitel echoot in de gespiegelde openingszin (“In my beginning is my end”) en slotzin (“In my end is my beginning”) van dat kwartet.

En dat is wat The End is: een spiegel voor de westerse mens, voor de ravage die hij met zijn vooruitgangs- en beschavingsideaal aanricht, bij gebrek aan oog voor de destructieve keerzijde daarvan. De ondergrondse zoutmijn is een gestold tranendal en Plato’s grot ineen: geketend aan een beperkt zicht, niet in staat tot zelfreflectie of het leggen van een verband tussen de vernietiging van de wereld en de hand die de mens daarin zelf heeft, houden deze moderne mensen zichzelf op de been met een zonloos optimisme.

Met zijn keuze voor een musical levert Oppenheimer tegelijk kritiek op Hollywood als hofleverancier van vermaak met een dwangmatig positieve boodschap, stelselmatig wegkijkend van de realiteit. Hoop als gebakken lucht, met geruststellende kunst – mooie muziek en schone schilderijen – om te overtuigen dat het allemaal wel meevalt, terwijl alles erop wijst dat dat niet zo is.

Zelfbedrog is de rode draad in het werk van Oppenheimer, die naam maakte met zijn even menselijke als gruwelijke documentaire The Act of Killing (2012) en het daaropvolgende The Look of Silence (2014), beide genomineerd voor een Oscar. In The Act of Killing bezoekt Oppenheimer met Indonesische mannen die medio jaren zestig lid waren van Soeharto’s doodseskaders plekken waar zij deelnamen aan massamoorden op vermeende communisten, en laat ze hun daden naspelen. Hoewel de daders nog steeds opscheppen over hun wandaden, speelt gaandeweg hun geweten op.

Zo leven ook de man, de vrouw en de zoon met hun familie en bedienden in The End een leugen. Want al is de bovenwereld weggevaagd en de zon gestorven, het leven gaat gewoon door, alsof er niets is gebeurd. Met ondergrondse brandoefeningen, feestdagen, luxe diners en ontluikende liefde. Al blijkt dat alles maar decorum voor het verraad en de wroeging die eronder schuilgaan. Dat deze op waanbeelden drijvende vertelling wat klinisch-afstandelijk blijft, is misschien de bedoeling; hij toont immers een leven dat bij gebrek aan connectie met een levende wereld in essentie leeg en doods is. Ook de coming-of-age van de zoon blijft zo in het luchtledige hangen.

De film mag dan fictie zijn, dit soort bunkers voor de captains of industry zijn al realiteit, voor de happy few die voorop gaan in de destructie en van hun rijkdom nu ondergrondse schuilpaleizen bouwen. Zie bedrijven als Survival Condo, Oppidum en Vivos, die adverteren met ultra-luxe design-bunkers, zoals die van Mark Zuckerberg op een Hawaïaans eiland. De toekomst is zonnig!