THE DISCOVERY OF HEAVEN
Antiekbruine Piranesi-hemel
Jeroen Krabbé verfilmde Harry Mulisch’ De ontdekking van de hemel met het grootste budget dat een Nederlandse film tot nu toe had. Hij ontdekte de mens Stephen Fry.
Waarom wil God de tien geboden terug? Het is tekenend voor het driemanschap van romancier Harry Mulisch, scenarioschrijver Edwin de Vries en regisseur Jeroen Krabbé dat zij nalaten in een film over een onwetende gezant des hemels die deze tien geboden naar de hemel moet brengen, een bevredigend antwoord op deze vraag te geven. Waarom? Omdat de mens er een zootje van heeft gemaakt, zoals al uit de eerste woorden van de film blijkt? Omdat hij met DNA knutselt en op de troon van diezelfde God wil gaan zitten? Of omdat de allerhoogste, die in de film wordt vertegenwoordigd door een stelletje maffiose jezuïeten-aartsengelen, er spijt van heeft dat hij de mens een vrije wil heeft gegeven? Want die strookt niet met het verlangen van schepper Mulisch, in wiens literaire universum van De ontdekking van de hemel toeval niet bestaat en alles met een reden gebeurt, zoals de wandtegel-tagline van de film is gaan luiden.
De productiegeschiedenis van The discovery of heaven is in de Nederlandse pers breed uitgemeten. Na de publicatie van wat wel zijn magnum opus wordt genoemd, werd Harry Mulisch in het buitenland vergeleken met Homeros en Dante. De film-cv die werd opgezet om de tweede film van Jeroen Krabbé (Left luggage, 1998) te financieren, kon dankzij een ingenieuze constructie waarin ook geld was gereserveerd voor Enigma van Michael Apted en Fogbound van Discovery-producent Ate de Jong, met een budget van om en nabij de dertig miljoen gulden van The discovery de duurste Nederlandse film tot nu toe maken. Het journaal voorzag in free publicity door onder meer de complete trailer te vertonen. En een half miljoen lezers kan nu niet meer zeggen dat ze van niks wisten.
Herenclub
Mulisch’ boek bestaat uit drie hoofdstromen. De ontdekking van de hemel bevat een theorie van alles over alles, die kunstgeschiedenis, filosofie en exacte wetenschappen tot een poëtisch grootsprakig geheel smeedt. Dan is het ook een sleutelroman over het Nederland van de jaren zestig en zeventig, over de magnifieke vriendschap tussen de schrijver zelf en schaker Jan Hein Donner, over politieke bewustwording en ontgoocheling en nog wat verwijzingen naar wat in de volksmond ‘De herenclub’ is gaan heten. Die zijn vooral interessant voor veertigplussers die al die gelijkenissen kunnen duiden. De verhaallijn die het internationale publiek waar de film, getuige de Engelse taal en acteurs op mikt, het meest te bieden heeft, is de religieuze complottheorie waarin God de stenen tafelen terug wil. Een rondzoemend sound design en een enkel schrikeffect verwijzen nog naar de populariteit van dergelijke conspiratief-religieuze thema’s in horrorfilms.
Zonder vaderlandslievende sentimentaliteit kun je concluderen dat de enige Nederlandse bijdragen op acteursgebied beperkt zijn gebleven tot regisseur Krabbé zelf als de hautaine aartsengel Gabriël, die het allemaal niet zoveel kan schelen dat de mensheid ten onder zal gaan, en wat moeder- en verpleegsterbijrollen voor onder meer Ellen Vogel, Monique van de Ven, Truus te Selle en Petra Laseur. Nederlanders spreken nu eenmaal geen Engels, maar "It’s a boy", kunnen ze nog wel geloofwaardig brengen.
Die jongen, de jongen met de metafysische missie, dat is Quinten Quist, de zoon die uit een kosmische knoeipartij met zaad- en eicellen wordt geboren uit celliste Ada. Niet helemaal duidelijk mag op dat moment zijn wie de vader is: haar echtgenoot Onno (Stephen Fry, de Donner/Hans van Mierlo-figuur) of haar ex en Onno’s boezemvriend Max Delius (Greg Wise, het Mulisch-karakter).
Botterik
Dankzij de chemie tussen de beide hoofdrolspelers Fry en Wise, ook in het echte leven vrienden, overtuigt het gedeelte van de film dat een avonturenfilm wil zijn. Met name Fry als de morsige Onno, die vriendinnen nodig heeft om zijn was te doen, orde vindt in chaos, politicus wordt dankzij een combinatie van grote mond en aangeboren rechtvaardigheidsgevoel, is de hele film lang een plezier om naar te kijken. Als hij op de ochtend van zijn vierendertigste verjaardag zegt dat hij ouder is geworden dan Christus, dan is dat niet alleen een hooghartig grapje, maar de uitspraak van een beschaafde botterik die op de dag af weet hoe oud Christus wél geworden zou zijn. Fry tilt door zijn natuurlijke gevoel voor humoristische timing het verhaal boven zijn eigen zwaarte uit en geeft het knipogen en kwinkslagen mee. Hij maakt het aards. Hij wordt daarmee de man door wiens ogen het publiek de hemel- (of helle)vaart beleeft: nieuwsgierig, onwillig, lerend van zijn fouten misschien wel. Een man van wie je hoopt dat hij een beschermengel heeft.
De ordentelijke parallelmontages, de digitaal geconstrueerde antiekbruine Piranesi-hemel, de verlosser Quinten met zijn lapis-lazuli-blauwe ogen en maagdmoeder Maria-Ada overtuigen minder door hun fletsheid. Het heilige moment waarin alpha en omega in een DNA-sliert terug de hemel in worden gezogen, doet erg denken aan de ontdekking van de ‘Unknown’ pocketmonsters in Pokémon 3. Daarmee is de filosofie van The discovery of heaven flinterdun geworden. Dat komt, misschien niet helemaal onbedoeld, ten gunste van de grootse humanistische ondertoon van het verhaal.
Dana Linssen