The Conversation
In de kloof tussen taal en werkelijkheid
Tussen de epische werken die het oeuvre van Francis Ford Coppola rijk is, is The Conversation (te zien in een 4K-restauratie) een meesterwerk op fluistertoon.
The Conversation (1974), gemaakt in de hoogtijdagen van de paranoiathriller en samenvallend met het Watergate-schandaal, opent met een overzichtelijk totaalshot van een plein. Traag zoomt de camera in. Er klinken verstoringen, alsof de camera door een soort dampkring beweegt, losraakt van dat goddelijke perspectief. Het totaalshot valt uiteen in een wirwar van individuele geluiden, gezichten en bewegingen.
Op dit plein neemt afluisterexpert Harry Caul (geweldenaar Gene Hackman) een gesprek op tussen een man en een vrouw. Wie zij zijn, wat hun relatie is, en wat ze met elkaar bespreken, kan Caul naar eigen zeggen niets schelen. Het enige wat hem interesseert is “a nice, fat recording”.
Taal is een instrument waarmee we de wereld uitdrukken, maar ook scheppen. Met taal definiëren we, bakenen we af. Ook onszelf. Of ons zelf, beter gezegd. Via taal definiëren we dat zelf, onderscheiden het van de ander. Dat is grofweg de uitleg van de symbolische orde van psychoanalyticus Jacques Lacan, van wie het gedachtegoed misschien een nog wel grotere invloed had op filmstudies dan op zijn eigen vakgebied.
Harry Caul is in zijn werk nauwgezet bezig met taal, maar wil zich niet laten afleiden door hoe die taal zich tot de werkelijkheid verhoudt. Hij plaatst zichzelf als het ware buiten de symbolische orde, en daarmee ook zijn zelf. Zijn persoonlijkheid is even grijs en semitransparant als zijn regenjas (let ook op hoe vaak de film hem isoleert, of net wat buiten het licht plaatst). Pas wanneer hij zich wel (met catastrofale gevolgen) gaat bezighouden met de betekenis van wat gezegd is, ontstaat een beeld van wie deze man is.
Een kloppend verhaal
“Fouten (niet noodzakelijk in de vorm van leugens, maar zeker in de vorm van dwalingen)”, zo schrijft Umberto Eco in zijn spitsvondige essayboekje Serendipities: Language and Lunacy, “hebben veel gebeurtenissen in de geschiedenis gemotiveerd.” Terugvoerend naar de toren van Babylon haalt hij anekdotes aan waarin misverstanden in taal een eigen leven gingen leiden en zo de loop van de geschiedenis beïnvloedden.
Dat zoiets kan gebeuren voert Eco terug op onze behoefte aan verhalen. Aan een narratief dat de losse punten met elkaar verbindt tot een logisch geheel. Het gekmakende aan het gesprek op het plein is dat zo’n logisch geheel er niet lijkt te zijn. De conversatie lijkt lukraak te bewegen, van kerstcadeautjes tot een slapende zwerver. Ook in zijn regie laat Francis Ford Coppola heel bewust gaten vallen. Hij legt onze aandacht op details, zonder uit te spellen hoe die zich verhouden tot een groter geheel.
Steeds weer herhaalt Coppola fragmenten van het gesprek uit de openingssequentie. Vooral het stukje over de zwerver komt keer op keer terug. En met elke iteratie groeit het gevoel dat er een diepere betekenis in schuil moet gaan. Een metafoor, een code. En dan is er nog die ene zin gesmoord in statische ruis. In een consciëntieus geregisseerde scène poetst Caul het langzaam op uit zijn onverstaanbaarheid, tot de woorden kraakhelder klinken: “He’d kill us if he had the chance.”
De manier waarop we iets verstaan, of interpreteren, heeft alles te maken met verwachtingen die op hun beurt weer voortkomen uit wat we kennen. Eco stelt dat we op een merkwaardige manier “vooraf weten wat we op het punt staan te ontdekken”, omdat het verleden ons “verteld heeft wat we verondersteld worden te ontdekken”. Wat dus ook is waar het misgaat, zo illustreert Eco met het voorbeeld van Marco Polo die een neushoorn aanzag voor een eenhoorn.
Uit wat mensen over hem zeggen wordt duidelijk dat Harry Caul jaren eerder een geluidsopname aanleverde die leidde tot een moord. Die schuld torst hij (met alle zwaarte die zijn katholieke geloof daarin legt) met zich mee. Die ene zin wordt het filter waardoorheen hij de realiteit begint te zien en biedt hem de sleutel om van zijn leven een kloppend verhaal te maken. Om via deze twee mensen de zonde uit zijn verleden recht te zetten en verlossing te vinden.
Maar Caul raakt verstrikt in de illusie dat perfecte surveillance alwetend maakt. Verdwaalt in de kloof tussen taal en werkelijkheid. In de vervreemding die ontstaat als die twee uit elkaar bewegen, als behang dat van een muur loskomt.