The Beatles: Get Back

Artificial Intelligence en de geestdrift van een archeoloog

The Beatles: Get Back

Eindelijk The Beatles: Get Back. Het heeft even geduurd maar dan heb je ook wat. Misschien zelfs wat te veel. De driedelige documentaire, sinds eind november op Disney+ te zien, klinkt en oogt fantastisch dankzij ringmaster Peter Jackson en de kunstmatige intelligentie van zijn gereedschap.

Anti-vaxxers, flat-earthers, holocaustontkenners (godbetert!)—tegenstinkers houd je natuurlijk altijd. Maar dat The Beatles een belangrijk cultuurverschijnsel zijn is voor het gros van de mensheid net zo’n gegeven als de rondheid van onze planeet. Sterker, er zijn stapels steekhoudende argumenten om The Beatles de belangrijkste band van de twintigste eeuw te noemen. Ze worden wel ‘de belichaming van de Sixties’ genoemd en laat dat decennium nou cruciaal zijn geweest voor de vormgeving van onze wereld.

Op tal van manieren en zeker als recording artists kleurden The Beatles graag buiten de lijntjes, maar toevallig bleven ze wel binnen de lijntjes van dat ene decennium—ze zetten maar één stapje in het volgende: op 3 januari 1970 was de allerlaatste studio-opname van de band. John Lennon ontbrak, hij was met Yoko Ono op vakantie in Denemarken, maar de andere drie werkten in de EMI studio’s (Abbey Road) aan ‘I Me Mine’, een recent nummertje van George Harrison dat moest worden afgemaakt voor de lp die tegelijk met de film Let It Be zou verschijnen. Daarin zat namelijk een korte maar belangrijke scène waarin John en Yoko een walsje doen terwijl de andere drie ‘I Me Mine’ uitproberen. Zo spontaan, zo leuk en lief. ‘I Me Mine’ moest op de plaat.

De achterliggende werkelijkheid was anders. Lennon, die bij voorbaat neerkeek op alles wat Harrison aan songs probeerde in te brengen, vond ‘I Me Mine’ een bespottelijk niemendalletje. Zijn walsje met Yoko was een cynisch pesterijtje.

De lieve uitstraling van het fragment was trouwens niet opgewassen tegen de totaalsfeer van de film die regisseur Michael Lindsay-Hogg chronologisch maar toch onsamenhangend in elkaar had geplakt. De beelden suggereerden vooral futloosheid en verstoorde verhoudingen. Alleen de deus ex machina aan het eind, het sterke groepsoptreden op het Apple-kantoordak in hartje Londen, zorgde voor verlichting, opwinding zelfs. Luctor et emergo. Hier glansden de goden op hun working man’s Olympus.

Ontbinding
The Beatles: Get Back, de nieuwe montage die topregisseur Peter Jackson samenstelde uit het ruwe materiaal van Lindsay-Hogg—60 uur beeld en 150 uur geluid—liet even op zich wachten, tijd die nuttig gebruikt kon worden om alvast een ander narratief te slijten. We hebben ons namelijk collectief vergist. Er werd in januari 1969 gegrapt en gelachen, de band was nog steeds behoorlijk hecht en hun muzikale intuïtie was in bloedvorm.

De nalatenschap wordt opgepoetst. Paul McCartney en Yoko Ono zijn daar al dertig jaar mee bezig. Eerst nog vooral tegenover elkaar, maar begin jaren negentig beseften de partijen het belang van samenwerking. Ringo was meegaand als altijd en bij George was de geldnood groter dan zijn weerzin om in het verleden te duiken. Zo werd het omvangrijke Anthology-project (1995) mogelijk. Talrijke Beatles-(her)uitgaven volgden.

In tegenstelling tot wat de voorpubliciteit ons wil doen geloven, toont Get Back wel degelijk een band in ontbinding. Nadat Harrison, die eventjes uit de band stapte, weer terug is gepaaid lijkt het collectief wel bereid nog één keer de schouders eronder te zetten. De sfeer knapt op, Lennon lijkt wakker geworden uit een wekenlange heroïne-waas en er wordt met meer focus gewerkt richting het—lang onduidelijke—eindpunt. Maar gedurende de hele film zeurt onder het oppervlak van grappen en muzikale quasi-lol de onderlinge spanning door.

In feite is het pijnlijk om getuige te zijn van de onmacht van de hoofdrolspelers om te ontsnappen aan hun jongenshumor, hoe komisch die soms ook is. Vanaf hun prille begin was het deze snappy onderlinge dynamiek die The Beatles tot een hechte, weerbare en onweerstaanbare eenheid maakte. Maar tegen de tijd van deze opnamen is de band als een gezin waarvan de volwassen zonen allang het huis uit zijn en een eigen leven hebben: komen ze weer eens samen thuis, met de Kerst bijvoorbeeld, dan vervallen ze automatisch in de oude gezinspatronen. De hiërarchie van vroeger, snelle humor die de kern van de zaak omzeilt, en af en toe een een plaagstootje onder de gordel.

MAL
Toen Disney in 2020 wegens corona besloot de release van Get Back uit te stellen, ging het nog om een documentaire van 2,5 uur. Maar Jackson kon een jaar lang verder knutselen, als een mad professor in zijn geheime lab. Hij verdedigt het tot drie delen van elk 2,5 uur uitgedeide eindresultaat met een goed argument: deze schat had vijftig jaar in een kluis gelegen en hij wilde voorkomen dat de wereld maar een glimps zou zien waarna de hele handel opnieuw achter slot en grendel zou verdwijnen.

Het beeldmateriaal (in 1969 gedraaid op 16mm) is digitaal state of the art opgewaardeerd. De verbetering van het geluid is zelfs ronduit spectaculair—de kwaliteit maakt een lachertje van de extra cd’s bij de net verschenen ‘Super Deluxe 50th Anniversary Edition’ van het album Let It Be. Regisseur Peter Jackson liet nieuwe AI-software ontwikkelen waarmee mono-opnamen uit elkaar konden worden getrokken. Het programma (MAL genoemd, naar supercomputer HAL uit Kubricks 2001: A Space Odyssey) ontrafelt kakofonie tot aparte stemmen, instrumenten en geluiden. Zo werden in geluid verdronken gesprekken verstaanbaar en kon de muziek opnieuw, nu in stereo, worden gemixt. Let op: MAL gaat ons ook na Get Back nog veel opleveren.

Microfoon in de bloempot
Voor Beatles-historici en -fanatici (10 op een schaal van 1 tot 10) is de driedelige documentaire een schatkist, eindelijk opgegraven. Voor de gemiddeld geïnteressseerde mens (4-7 op die schaal) lijkt Get Back me een onnodig grote opgave. Op zijn verjaardagsfeestje vertoonde Paul McCartney (79) eerder dit jaar een versie van net boven de anderhalf uur; waarschijnlijk is dat een betere populaire editie van Jacksons archeologische werk. Zelfs voor mij als vurig Beatles-liefhebber (9 op een schaal van 1 tot 10) voor wie Get Back een must is, bleek acht uur een lange zit; vooral het weglaten van het meest doodlopende rock-’n-roll-gerammel zou deze kijker een stuk frisser hebben gehouden.

Je krijgt het gevoel naar een director’s cut te kijken. Maar nee, Peter Jackson zint nog op zijn versie, die waarschijnlijk achttien uur zal gaan duren. We mogen natuurlijk in onze handjes knijpen met Jackson als opzichter van het project, maar The Beatles: Get Back is gemaakt dóór een Beatlesfanaat vóór Beatlesfanaten. Jackson had carte blanche en heeft zijn kans gegrepen.

Het met MAL blootgelegde geluidsmateriaal heeft zijn vuur zeker aangewakkerd: dit moet de wereld meemaken. Vooral in het eerste deel laat Jackson veel gesprekken horen waar geen beeld bij bestaat. Dan zie je shots, meestal van een afstandje, die een illusie van gelijktijdigheid half in stand houden. Creatiever is het traag verschuivende beeld van een lege kantine terwijl we meeluisteren met een vertouwelijk gesprek tussen John en Paul dat daar stiekem is opgenomen—er zat een microfoon in de bloempot, hier prominent in beeld.

De schaar erin
Er zijn veel redenen waarom het ruwe materiaal van de film Let It Be decennia lang in een kluis heeft gelegen. Een ervan is dat een essentieel deel daar juist niet in lag. Verdwenen, spoorloos zoekgeraakt—tot uiteindelijk toch een aanwijzing werd opgepikt. Nederland spreekt daarbij een woordje mee. Op 1o januari 2003 was het wereldnieuws: de originele geluidsbanden, de zogenaamde ‘Nagra Tapes’, waren in Amsterdam in beslag genomen. De politie verrichtte arrestaties in Amsterdam en Londen. Al vroeg in de jaren zeventig waren de banden achterovergedrukt ten behoeve van een lucratieve handel in topkwaliteit Beatles-bootlegs. Pas met de Nagra Tapes terug in de kluis werd een remake een serieuze optie.

Lindsay-Hogg’s eerste montage van de film Let It Be duurde ruim anderhalf uur. Na een vertoning voor de band kwamen er drie telefoontjes met dezelfde boodschap: de schaar erin. George, Paul en Ringo wilden minder Yoko Ono. Zo bleef 81 minuten fim over. In The Beatles: Get Back valt het Yoko Ono-gehalte mee, al toont Jackson plichtsgetrouw wat fragmenten van haar beruchte krijsperformances. De raarste daarvan is een chaotische jamsessie nadat George uit de band is gestapt. (Van de vier stoorde hij zich het meest aan Ono.) Terwijl de overige Beatles in een soort emotionele apenkooi-modus belanden, ziet zij haar kans schoon.

De gewichtigste gebeurtenis in de Get Back-maand speelt zich af buiten het bereik van de camera’s, al wordt er in beeld wel zijdelings aan gerefereerd. John en Yoko dineren met Allen Klein, die manager van The Beatles wil worden. Sinds de dood van Brian Epstein in 1967 is de band stuurloos, vaderloos eigenijk. Klein pakt het slim aan. John valt als een blok voor zijn maffia-uitstraling en het respect waarmee hij hem en vooral ook Yoko benadert. Dit is het echte begin van het eind van The Beatles, de eerste keer dat ze niet tot een unanieme beslissing kunnen komen. Paul verdomt het om zich aan Allen Klein uit te leveren. Het gaat om veel geld, het wordt drie tegen één en de solocarrières kunnen beginnen.

Afgezien van de lp Yellow Submarine (een vreemde eend in de bijt) is Let It Be het zwakste officiële Beatles-album. De gelijknamige film was een zeperd. En toch levert dit halfbakken project nu de meest luxe herverpakking op van alle Beatles-uitgaven, puur en alleen omdat er zo’n berg materiaal is. Het geeft een vertekend beeld. Waren de opnamesessies voor Revolver (1966) maar zo uitgebreid vastgelegd.


The Beatles: Get Back is nu te zien op Disney+.