Tax Me If You Can
De quatsch van fiscale experts
Met chirurgische precisie en geestig cynisme toont documentairemaker Yannick Kergoat dat belastingontduiking een van de grootste problemen is van deze tijd.
Misschien denken we intussen, door alle media-aandacht voor belastingontduikingsschandalen als de Luxleaks (2014) of de Panama Papers (2016), dat we aardig geïnformeerd zijn over hoe de rijken der aarde hun fiscale verantwoordelijkheid ontlopen. Documentairemaker Yannick Kergoat bewijst in Tax Me If You Can (La (très) grande evasion) het tegendeel: we zijn ingedut.
We zijn gaan geloven in drogredenen. Zoals: wanneer zorgpersoneel smeekt om meer salaris dan moet dat wel uit hun eigen potje komen, omdat al het andere geld simpelweg op is. Westerse landen als Frankrijk, Nederland en het Verenigd Koninkrijk kampen al decennia met hoge staatsschulden.
De hamvraag wordt echter nooit gesteld: hoe zijn die schulden ontstaan? In gewiekste montages toont Kergoat – die ook een verdienstelijke carrière heeft als editor, zie bijvoorbeeld Hors la loi (2010) – hoe de opkomst van het neoliberalisme eind jaren zestig gepaard ging met belastingverlagingen en een toename van belastingontduiking. Dat laatste werd salonfähig, ook onder bestuurders en politici. Kortom: dat geld waar verpleegkundigen terecht naar smachten, is er wél. Het staat ergens op een bankrekening in een tropisch paradijs of in de Amerikaanse staat Delaware.
Want ook de Verenigde Staten herbergen veel belastingparadijzen. Dat wordt in Tax Me If You Can even aangestipt, omdat in de media binnen deze context vaak wordt verwezen naar paradijzen als Grenada of Panama. Terwijl westerse landen – Nederland, Ierland, Luxemburg – net zo goed debet zijn aan dit probleem.
Kergoat brengt al zijn feiten, constateringen, analyses en diagrammen met een broodnodige en onderhoudende portie Frans cynisme. Zonder dat zijn film een gimmick wordt, zoals dat bij de films van Adam McKay (The Big Short, 2005) wel het geval is. McKay probeert complexe onderwerpen (zoals de financiële crisis van 2008) op lollige wijze te vereenvoudigen; Kergoat gebruikt humor, maar beukt de kijker alsnog murw met data.
Misschien wel omdat Kergoat in tegenstelling tot McKay een belangrijke paradox ziet: je kan complexe materie niet behapbaar maken zonder een poging te doen de complexiteit ervan uit te leggen. Tegelijkertijd verschuilen fiscale experts zich juist achter het argument dat fiscale zaken per definitie onbegrijpelijk zijn voor leken. Laat het maar aan ons over, zeggen ze telkens. Die quatsch weet Tax Me If You Can vakkundig te weerleggen. Hoewel je als kijker soms wat geduld moet opbrengen om door de stoffige materie heen te worstelen, komt Kergoat uiteindelijk met een even bevredigende als beangstigende conclusie. Iets met hoe bedrijven politici in een houdgreep hebben. Iets met de lethargie die al sinds Ronald Reagan de westerse politiek domineert.
Eigenlijk deugt het systeem gewoon van geen kant. Dat zullen sommige kijkers al wel hebben vermoed voordat ze Tax Me If You Can zagen. Maar Kergoat zet het nog eens scherp op een rij.