Taal is zeg maar echt mijn ding
Romantiek, zeg maar, niet echt

Taal is zeg maar echt mijn ding van Paulien Cornelisse is bewerkt tot een romantische komedie met veel goede grappen over taal. Maar een film die zo scherp de standaarduitdrukkingen op de hak neemt, had ook best de romantische clichés mogen opfrissen.
‘Ik ben er helemaal klaar mee’, ’te bizar voor woorden’, ‘check’ — het is de smeerolie van de taal. Overdrijvingen, stopwoordjes, clichés, we kunnen niet zonder. De grootste attractie van de romantische komedie Taal is zeg maar echt mijn ding is dan ook dat de hoofdpersoon, de Bridget Jones-achtige glossy-medewerker Anne (Fockeline Ouwerkerk), die een scherp oor heeft voor alle verbale nonsens die we de hele dag uitzenden. Taal is in haar ogen geen hoogstaand communicatiemiddel maar een stroom aan verwarrende onzin. Wel hele amusante onzin. ‘Ik ben mezelf 2.0’, ‘het kwam echt bij me binnen’, dat soort zinnen hoort ze de hele dag, in de lift, op de pont.
Of uit de mond van de ’topkok’ op het dak van het Groothandelsgebouw in Rotterdam, de stad waar de film van Barbara Bredero (Mees Kees, Dikkertje Dap) nadrukkelijk is opgenomen. In een interview met Anne zegt hij hoe blij hij is dat hij hier ‘mag werken’, en dat hij houdt van ‘mooie groentes en een mooi vleesje’, het alfa en omega van de chefkok. Een van de grappigste scènes laat een interview met een belegger zien (Yannick van de Velde) die roept dat hij kamperen de hel vindt, waarna Anne zich verliest in een letterlijke verbeelding van die uitspraak, met kampeervelden vol vuurtongen en krijsende mensen, en vraagt: is die vergelijking niet ietsje overdreven? Waarna hij haar verbijsterd aankijkt. Want zij is de enige die zo taalgevoelig is.
Een tweede verhaallijn in de film is de band met haar vader (Peter Faber), die aan het dementeren is. Hij verzamelt bingo-plaatjes waarmee kinderen vroeger leerden lezen. Des te verdrietiger is het dat hij de woorden soms niet meer kan vinden. Dat levert ontroerende scènes op die de film gewicht geven. Dat wordt weer tenietgedaan door de derde verhaallijn, gevuld met de gebruikelijke romantische ingrediënten. Anne valt voor een macho-collega bij een mannenblad die, zo kan iedereen zien, totaal niet bij haar past. Dat zou grappig moeten zijn maar hun ‘verliefdheid’ voelt vooral heel nep en gescript, terwijl de rest van de film wel een fijne toon aanslaat. Op aanstellerige wijze past Anne zich aan zijn smaak aan. Dat kan niet goed gaan natuurlijk, is de moraal, maar ondertussen zendt de film wel een dubbele boodschap uit. Want om gezien te worden moet ze zich wel leuk aankleden — terwijl ze zelf zo’n gruwelijke hekel heeft aan haar glossy waarin lezers worden gewaarschuwd voor stijlblunders en ‘fruitig’ het maandthema is.
De satire op de modebladen hinkt dan ook op twee gedachtes: zelfs kritische vrouwen zoals zij vallen ten prooi aan het idee dat je je voor een man leuker moet voordoen dan je bent, omdat je anders niet wordt opgemerkt. Een film die zo scherp de standaarduitdrukkingen en overdrijvingen van de taal op de hak neemt, had ook best de romantische clichés mogen opfrissen.
Mariska Graveland