Small, Slow but Steady

Doffe klappen, vreemde keuze

Small, Slow But Steady

Dit poëtisch verstilde drama over een dove bokser raakt de juiste snaar, maar begaat één flinke misser: was er echt geen slechthorende of dove acteur te vinden voor de hoofdrol?

Wat zou er overblijven van Rocky (1976) als de muziek weggedraaid zou worden? Wat als er bij die fameuze trappenscène voor het Philadelphia Museum of Art geen opzwepend anthem zou klinken, maar enkel het geluid van gympen op steen, van joggingstof die tegen lichaam slaat, van armen die door de lucht zwaaien en een verhoogde ademhaling? Misschien licht gebrom van wat auto’s verderop?

Small, Slow but Steady neemt ons op de beste momenten mee in die rust. Het is een boksfilm waarbij we tijdens oefeningen en wedstrijden alleen doffe klappen horen, als een choreografie met zijn eigen daaruit voortvloeiende geluidscompositie.

Shô Miyake’s nieuwe film is een verstilde boksfilm geïnspireerd op de memoires van Keiko Ogasawara, de eerste doof geboren professionele bokser in Japan. Ogasawara had zo’n tien jaar geleden een korte carrière, maar Miyake haalt de handelingen met dichterlijke vrijheid naar het recente pandemietijdperk.

Naast het gebrek aan harde knallen, voor velen onlosmakelijk verbonden met boksen, doet de film ons ook op andere vlakken naar binnen keren. Miyake zet een intiem portret neer van Keiko, op een moment in haar leven dat ze al successen kent maar bij zichzelf te rade gaat over waarom ze wil vechten in de ring. Er zijn weliswaar sprekende personages in Small, Slow but Steady, maar de film vraagt een kijkend en horend publiek wel af te remmen. En passant vraagt Miyake ons zo ook of we genoegen kunnen nemen met minder prikkels. En of we een innerlijke strijd nog wel snappen als niet alles hardop wordt uitgesproken en voorgekauwd. De stilte is verraderlijk, eronder woedt een persoonlijke strijd.

Hoe poëtisch Miyake ook te werk is gegaan, er is toch ook een kanttekening bij zijn film te plaatsen. Meerdere rake scènes onderschrijven Miyake’s oprechtheid en interesse in dit onderwerp. We zien hoe Keiko in covid-tijd niemands lippen kan lezen door de mondkapjes die iedereen op heeft. Of een mooi terloopse – niet ondertitelde – scène met vriendinnen in gebarentaal. Ook met het gebrek aan soundtrack toont Miyake zich solidair; hij liet het achterwege zodat dove kijkers niet worden benadeeld.

Het zijn mooie gebaren die bovendien goed werken, maar het zet een extra groot vraagteken bij zijn keuze voor de horende Yukino Kishii in de hoofdrol. Zeker, ze maakt indruk als Keiko, maar was er echt geen niet-horende acteur te vinden? Het verder in al zijn facetten doordachte Small, Slow but Steady had een hoofdrolspeler verdiend die de ervaring en gebaren al een leven lang in de vingers heeft.