Showing Up
Niet showing off, maar showing up
Er wordt bijzonder weinig kunst gemaakt in Kelly Reichardts intieme portret van het kunstwereldje in Portland. Kunstenaarschap gaat niet alleen over wat je maakt, suggereert Showing Up, maar over de manier waarop je de wereld benadert.
Beeldhouwer Lizzy (Michelle Williams) werkt parttime als administratief medewerker op een kunstacademie in Portland, waar ze andere, meer succesvolle kunstenaars bijstaat. Waaronder Jo (Hong Chau), ook haar huisbaas, vriendin en rivaal, wier expressieve werk – grote sculpturen van schuimrubber en draad – volgens kenners “een echte kick geeft”.
Jo, gekleed in een blauwe overall en kleurige bandana, is iemand van grote gebaren. Met luide muziek aan in haar atelier scheurt ze schuimrubber in stukken, die ze schijnbaar achteloos met een dikke laag verf bedekt. Hoe anders gaat Lizzy te werk. Ze is preciezer, stiller, terughoudender. Haar handgemaakte keramische vrouwensculpturen zijn gedetailleerd. Ze kan urenlang nadenken over de pose van een figuur of de kleur van het glazuur.
Jo is een “absoluut geweldige kunstenaar”, zo spreekt een docent op de kunstacademie zijn lof voor haar uit. “Ze zou nog geweldiger zijn als ze mijn cv-ketel zou repareren”, antwoordt Lizzy droogjes – ze heeft al twee weken geen warme douche kunnen nemen. De docent grinnikt, want er is iets vreemds aan de suggestie dat Jo’s grootsheid als kunstenaar afhangt van haar bekwaamheid als huisbaas of vriendin. Dat haar vermogen om kunst te maken verbonden is met haar vermogen om een kapotte ketel te fixen. Grootse kunstenaars worden historisch gezien juist gevierd om hun gebrek aan verantwoordelijkheidsgevoel.
Toch raakt Lizzy’s sardonische opmerking aan de kern van Kelly Reichardts film. De titel Showing Up draagt al de paradoxale spanning in zich van kunstenaarschap als zowel geëngageerd met de wereld als het product van een eenzaam genie. De film ademt een visie op kunst als iets intiems.
Een student heeft een jaar van haar leven gewijd aan het breien van een gestreepte onesie; Jo is te druk om de boiler te repareren, maar niet om de perfecte autoband te vinden om aan een boom te hangen.
Reichardts portret van de kunstwereld is bij vlagen grappig, maar wordt nooit cynisch. Lizzy voelt soms een stekende jaloezie naar kunstenaars die zich volledig toewijden aan hun discipline, vaak ten koste van anderen. Hoewel Lizzy vol overgave aan ‘haar meisjes’ werkt, dringt van alles en nog wat continu haar atelier binnen: haar altijd hongerige oranje kater; de boilerproblemen; een duif met gebroken vleugel. Een groot deel van de film is Lizzy er druk mee haar dierbaren over te halen om naar haar aankomende solotentoonstelling te komen: haar flierefluiter van een vader, haar strenge moeder (die tevens haar baas is), haar broer die gevoelig is voor psychoses.
Als Lizzy’s kunstenaarschap verbonden is met een zekere mate van aandacht voor de wereld om haar heen, wat betekent het dan als juist die aandacht haar kunstenaarschap steeds in de weg lijkt te staan? Als diezelfde combinatie van oplettendheid, interesse, concentratie en belangstelling die haar sculpturen zo mooi maken, haar ook constant doet informeren naar het welzijn van haar vader en haar broer, of doet zorgen voor die arme duif met zijn gebroken vleugel, en haar daardoor het werk onmogelijk lijkt te maken?
Het is makkelijk om Reichardt zelf terug te zien in Lizzy. Haar vrouwfiguren (in werkelijkheid gemaakt door kunstenaar Cynthia Lahti) zijn zowel teer als ruig, met een onbehouwen buitenkant die Lizzy glazuurt in glanzende kleuren. Net als Reichardts films hebben de sculpturen een spookachtige verfijning en komen ze vooral tot hun recht wanneer je de tijd neemt om ze te bekijken. Dan zie je de intrigerende texturen die de zachte korreligheid weerspiegelen van de 16mm-film waarop Reichardt draait. Met dezelfde zorg als waarmee Lizzy haar sculpturen boetseert, toont Reichardt in haar intieme slice of life het wereldbeeld van haar vrouwelijke hoofdpersoon en de vrouwelijke kunstenaars om haar heen.