Schlafkrankheit
Was ik maar in Kameroen
Het is een even mooi als tragisch symbool voor Afrika. De slaapziekte, een sluipende moordenaar die eerst langzaam het lichaam infecteert en vervolgens de hersenen aantast, zoals bij Pierre Bokma in Schlafkrankheit.
Net als de ziekte kent de film twee fasen. In de eerste schittert Pierre Bokma. Met verve speelt hij de rol van dokter Velten, die in Kameroen een project tegen slaapziekte heeft opgezet. Bokma, die soepel switcht van Duits naar Frans, met een paar zinnen Nederlands ertussendoor, is succesvol in zijn strijd tegen de slaapziekte. Er zijn nog maar zo weinig gevallen in zijn district dat hij zijn eigen functie overbodig heeft gemaakt. Reden om huiswaarts te gaan, terug naar vrouw en kind. Zeker als een jonge arts zijn opwachting maakt om hem af te lossen.
Maar zo gemakkelijk gaat dat niet. Afrika is bij Velten onder de huid gaan zitten. Terug naar Europa, kan dat nog wel? Hij houdt van zijn vrouw. Intens. Achteloos glimlachend slaat hij de rondborstige Afrikaanse schonen als ongewenste tseetseevliegen van zich af. Maar terug naar het geregelde leven, de gestampte pot…
Ulrich Köhler heeft zelf zijn jeugd doorgebracht in Congo. En dat is te merken. In het eerste deel worden alle clichés over Afrika net een slag verder aangedraaid. Meteen in de opening zijn daar al de corrupte militairen. Maar Velten laat zich niet als de eerste de beste blanke een poot uitdraaien. Daar is hij te gehaaid voor, daarvoor is hij in Afrika te goed op zijn plaats.
Vreemde
Minder soepel is de tweede helft van de film, dat is gebaseerd op de roman Season of Migration to the North van Tayeb Salih, het relaas van een Soedanese migrant die na terugkeer ontdekt dat hij zijn vaderland heeft verloren. Eens te meer blijkt dat je beter kan filmen vanuit je eigen herinnering. Dokter Nzila, van Afrikaanse origine maar geboren en getogen in Frankrijk, wordt door de WHO naar Kameroen gestuurd om het programma van dokter Velten te evalueren. Als een vreemde loopt hij door Kameroen, onmiddellijk in de stress schietend als hij, ten onrechte, denkt dat een verkoper hem te veel vraagt voor een pakje sigaretten. Wat al te nadrukkelijk wordt de onervaren Afrikaan als spiegelbeeld neergezet van de door de wol geverfde ontwikkelingswerker.
Gelukkig is daar het slot van de film, als de twee tegenpolen samen op pad gaan door Kameroen. Dan blijkt de film een zuivere metafoor te zijn voor een verslaving. De ‘Fernweh’, het verlangen van een expat naar zijn nieuwe vaderland. Het verlangen naar vrijheid, die chaos zo vaak met zich meebrengt; de vrijheid het lot in eigen hand te nemen, of het in ieder geval te kunnen proberen. Het is een verslaving die zo ver gaat dat Velten alles en iedereen daarvoor wil opofferen. Zelfs zijn eigen gezondheid en zijn eigen nachtrust.
Jeroen Stout