SAW
Twee mannen en een zaag
De horrorthriller Saw beoogt een nieuw draaitje aan het tot het bot afgekloven genre van de seriemoordenaarfilm te geven. De lowbudget film was een onverwachte monsterhit in Amerika.
De horrorthriller Mindhunters bezweek vorig jaar aan een vermoeiende overdaad van pompeuze, maar afgeraffelde seriemoordenaarclichés. Saw zaagt dapper door op dezelfde weg, maar geeft wel een nieuwe intensiteit aan het genre. Althans, dat wordt je als een bloedige wortel op een stok voorgehouden. De zaag uit de titel, die twee in eenzaamheid vastgeketende mannen tot hun beschikking hebben, is namelijk niet bedoeld om hun roestvrijstalen ketenen door te zagen, maar hun eigen enkels, zoals wanhopig wild in een stropersval probeert de eigen poten door te knagen. Lekker.
Een zo ingenieus-ingewikkeld mogelijke moord bedenken en zoveel mogelijk plotwendingen op één scenariopagina persen: daar draait het om in de wereld van de serialkiller-thriller. Een andere wetmatigheid is dat de seriemoordenaar een persoonlijke handtekening heeft, bijvoorbeeld botten verzamelen. Het mensenvleesmasker uit The silence of the lambs en de zeven moordzonden van Se7en, de oerteksten van het genre, vallen achteraf gezien vooral op door hun elegante eenvoud. Anno 2005 moet een seriemoordenaar heel wat meer in huis hebben om de kijkers wakker te houden. Hij (nooit zij) moet op zijn minst organen-origami beoefenen en Da Vinci Code-achtige clous voor de politie achterlaten.
Prikkeldraad
Voor zover mogelijk, in dit tot het bot toe afgekloven genre, opereert Saw’s seriemoordenaar nog redelijk fris. Hij moordt namelijk niet zelf, maar bedenkt lugubere puzzels waarbij zijn slachtoffers zichzelf of iemand anders moeten vermoorden. Zo sluit hij een slachtoffer op in een bos van prikkeldraad; de enige weg naar de vrijheid gaat dwars door de kluwen ‘razor wire’. Dat soort werk. En dus een zaag. Twee mannen die elkaar niet kennen, de groezelige fotograaf Adam en de arrogante arts Lawrence, ontwaken in een smerig betegelde ruimte. Aan hun enkels een ketting als scheepstouw zo dik. Tussen hen in ligt, in een enorme bloedplas, een man met een gat in zijn hoofd en een cassettespeler in zijn hand. Op de tape vertelt de moordenaar de regels van het spel: slechts hij die de ander doodt, zal overleven. De tijd gaat nu in.
Eén afgesloten locatie vol dodelijke trucs kan een behoorlijk enerverende nagelbijter opleveren, zo bewees Vincenzo Natali met zijn inventieve, haast psychedelische Cube in 1997. James Wan en Leigh Whannell, regisseur en schrijvers van Saw, durven echter niet door te pakken. Te vaak bieden ze de kijker ontsnapping uit de claustrofobie, door de tombe te verruilen voor een eindeloze serie flashbacks. Daarin wordt niet alleen haarfijn uitgelegd hoe pervers precies de moordenaar te werk gaat, maar krijgen we ook bergen achtergrondinformatie over beide slachtoffers gepresenteerd. En laten die nou net behoorlijk oninteressant zijn: Adam en Dr Lawrence zijn vervelende, saaie personages die ook nog eens door erbarmelijke acteurs worden geportretteerd. Saw wordt gelukkig gered door de ontknoping. Deze lost qua bloedige inventiviteit een groot deel in van wat aan het begin wordt beloofd. Dat doet het vast goed, als Saw het opneemt tegen het bloeddorstige publiek van het Amsterdam Fantastic Film Festival.
Rik Herder