RICHTING ENGELAND
André van Duren: Hollands zonder spruitjesgeur
Toch nog een ontdekking gedaan tijdens de Nederlandse Filmdagen. Richting Engeland is een klein juweel van André van Duren, die eerder verraste met Het verhaal van Kees en Een dubbeltje te weinig. Peter van Gestel en Willem Wilmink schreven het scenario van deze Nederlandser dan Nederlandse film. Van Duren, grijnzend: ‘Ik scoorde honderd van de honderd punten in Utrecht’. De Filmkrant stelt u voor.
André van Duren komt uit Reek. Hoe zegt u? Reek, een dorpje van twaalfhonderd inwoners in Brabant, tussen Oss en Nijmegen. Zijn vader speelde er bij de toneelvereniging, alle broertjes kregen muziekles, de jonge André zat bij de fanfare. "Niet hetzelfde als een Amsterdams kunstenaarsgezin," verklaart de regisseur, "maar er ging wel wat om." Als misdienaar reisde André wekelijks om half zeven naar het klooster voor de mis. Bij het licht van een kaal peertje kleedde de pater zich om, terwijl André een boek zat te lezen. "Elk half jaar werd het ververst, dan lag er een ander boek voor me klaar. Zo’n boek las je dus een keer of twintig uit."
Door één van die boeken was hij met name gefascineerd. Het vertelde het verhaal van Sjors en Sjimmie in Hollywood. "Met grote decors en zwembaden en camera’s en zo. Ik vond het zo mooi dat ik onmiddellijk begon te dromen. Ik wilde ook bij de film."
Jaren later ontmoette André eens een Belgische decorontwerper. Die riep: "Awel, ik ken dat boek." Hij pakte het uit zijn boekenkast, André bladerde het door en ontdekte dat welgeteld twee pagina’s maar over het Hollywood-avontuur gingen. "De rest ging over iets heel anders. En het bleek slecht afgelopen te zijn met Sjors en Sjimmie in Hollywood." Toen was het echter al te laat: André van Duren was bij de film.
Smakelijk lachend trakteert hij me nu op een anekdote: op het strand van Domburg werd op een regenachtige dag een zeer ingewikkeld shot voorbereid. De volle maan werd gefilmd met een half doorlaatbare spiegel, een flink stuk strand was afgedekt met zwarte lappen, het regende bakstenen, iedereen rende bedrijvig heen en weer. Regisseur Van Duren, gehuld in lange regenjas en laarzen, slenterde ongedurig rond — "tuurlijk duurt alles vrij lang en ben je niet altijd vrolijk —." Er kwam een man op hem af: "U bent zeker de regisseur." Van Duren, vanonder zijn capuchon: "Hoe weet u dat?" De man: "U bent de enige die niet werkt."
Regionaal front
Toen hij zeventien jaar was, had André van Duren zich aangemeld bij de filmacademie. En werd afgewezen. Na zijn kandidaats Nederlands in Nijmegen (gelijk met studiegenoot Paul Ruven), studeerde hij in 1985 in Utrecht af in Theaterwetenschappen, afdeling Film. "Er waren indertijd nog maar vijfentwintig eerstejaars, we legden al vrij snel beslag op alle videospulletjes en maakten veel filmpjes, ook voor de lokale televisie."
De kersverse dramaturg viel bij de NCRV in als regie-assistent. Hij assisteerde Bram van Erkel bij de serie Het wassende water en Jelle Doornik bij Switch. Drama werd op film gedraaid, dat was de normale gang van zaken bij de NCRV. De cursus studio-regie op Santbergen, waaraan Van Duren mocht deelnemen namens de NCRV, viel dan ook helemaal niet mee. "Dat gedoe in die studio met al die camera’s, ik vond dat maar niks." Groot voordeel was wel de verplichting de cursus met een eigen produktie af te ronden. André van Duren had geluk: NVCR-dramaturg en huisschrijver Peter van Gestel bood hem aan het Twentse oorlogsdrama Het verhaal van Kees van Willem Wilmink te verfilmen. "Bij zo’n produktie sluit zich het regionele front," vertelt Van Duren. "Wilmink kende Herman Finkers goed en Finkers had veel respect voor Wilmink. Dus Herman Finkers wilde de rol van de vader van Kees wel spelen, een serieuze rol. Want Finkers had gezegd: "Ik doe alleen mee als ik niet grappig hoef te zijn."
Het verhaal van Kees werd een ontroerend en origineel vormgegeven verslag van het oorlogsleed in Twente, gezien door de ogen van de jongen Kees. Hier viel voor het eerst Van Durens spelregie op en de grote zorgvuldigheid van zijn aankleding. "Wilmink heeft de film zo’n tachtig keer gezien en nog altijd wanneer hij depressief is, draait hij hem en dan is ie weer helemaal opgekikkerd," onthult de regisseur tevreden.
Andere tijden
Met Een dubbeltje te weinig profileerde André van Duren zich opnieuw als een zorgvuldig metteur-en-scène en een filmmaker met een hang naar andere tijden en onbekende werelden. De film speelt in het grauwe wederopbouwjaar 1953 in Amsterdam. Een opstandig meisje ontmoet een vrijgevochten jongen. Samen houden zij stand tegenover armoede, misplaatst autoritair vertoon van ouders en leraren, tal van sociale ongerechtigheden en een allesomvattend gevoel van niet begrepen-zijn.
Door de Amsterdamse straten, ontdaan van alle jaren negentig-kenmerken, rijden de oude blauwe trams en fietsen gekromde huisvaders naar het werk, aktetas aan de voorstang. Sporadisch passeert een auto. De jeugd slingert in touwen aan lantaarnpalen. "Ja, het werkgroepje neo-realisme dat ik ooit in Utrecht heb gevolgd, heeft vruchten afgeworpen," verklaart de regisseur. "Bij Het verhaal van Kees extreem, omdat we voor amateur-acteurs kozen en naturalistisch spel, en eenzelfde soort stilering in decor en cameravoering. Maar ook in Een dubbeltje te weinig en Richting Engeland streefde ik naar authenticiteit, hoewel de films tegelijkertijd ook erg gekunsteld zijn. Net zoals ze zeer Hollands zijn, maar toch weer niet. Er stijgt niet teveel spruitjesgeur uit op."
Het naturel spel van Dokus Dagelet als het meisje en Boris Rodenko als de jongen maakt indruk. Van Duren reageert enigszins verbaasd: "Ik neem er de tijd voor, ben je dan al goed als acteursregisseur? Dan is het kennelijk slecht gesteld met anderen."
Vervolgens legt hij omstandig uit hoeveel tijd hij wel niet in zijn acteurs steekt, vooral als het kinderen zijn. Langdurig repeteren, de strenge schoolmeester uithangen, maar ook met ze op stap, zwemmen, de bios. En het draaiboek zorgvuldig voorbereiden, met plattegronden waar de shots ingetekend zijn en op de andere pagina netjes de shotnummers. De lokaties zijn dan al samen met de cameraman bezocht en gefotografeerd. "Ik maak meestal een basis-draaiboek, waarna de cameraman iets beters mag verzinnen, en da’s vaak niet zo moeilijk. Of soms toch wel."
Op de set, als men het eens is geworden over de découpage, neemt de cameraman met de opnameleider het gehele technische gedeelte voor zijn rekening en houdt Van Duren zich vooral bezig met zijn acteurs. "Het is een combinatie van ze ontzettend op hun gemak stellen en heel goed weten wat je wilt. Met kinderen vul je alles in wat professionele acteurs zelf bedenken. Van: nu kijk je naar beneden, dan kijk je op je horloge en dan zucht je een keer. En dat zo vaak repeteren tot ze nergens meer last van hebben. Maar waarschijnlijk lijken mijn films goed gespeeld omdat mijn mise-en-scène zelden onzin is. Niemand loopt voor niks ergens naar toe."
Met een scheve lach memoreert hij de uitspraak van een regisseur wiens naam hem even ontschoten is. "Film is Gesammtarbeit hè. En de kunst is je te omringen met goeie mensen."
Het grote doek
"Richting Engeland," vindt de regisseur, "is het meest film. Duidelijk als film gedraaid, filmisch gedacht en extreem gericht op het grote doek. Veel totalen, veel ballètjes tussen camera en acteurs. Zo’n scène in het café waarin Peter Faber dronken wordt, toch een climax in de film, die is vrijwel zonder close-ups opgenomen. Hij staat daar in die grote ruimte… de orgelmuziek stopt, het wordt stil. De stilte is dan de close-up."
In Richting Engeland kijkt een uit de provincie afkomstige man terug op zijn eindexamenjaar, enkele leraren, het ouderlijk huis en vooral zijn vader. Geert Lageveen en Peter Faber spelen voortreffelijk samen als vader en zoon in opnieuw een intiem, authentiek en boeiend vormgegeven klein verhaal uit het Nederland van de jaren vijftig. "Aanvankelijk was het meer een verhaal van afscheid," vertelt Van Duren. "Afscheid van een periode, van een school. Het ritme was al behoorlijk in het scenario aangegeven. De combinatie Peter van Gestel en Willem Wilmink is een aparte, ze denken heel erg in overgangen, dat wordt me eigenlijk kado gegeven. Maar hier heb ik me iets vrijer ten opzichte van het script opgesteld, ik heb wat geschoven en wat scènes laten vallen, omdat ik extreem koos voor de vader-zoon-lijn. Van Gestel vindt dat jammer, Wilmink vindt het goed. Ach ja, dat is een beetje touwtrekken geweest, dat hoort er bij."
Problemen met de omroep heeft Van Duren nooit gehad over zijn bioscoopvoorkeur. "Ik heb zelf thuis een extreem grote televisie en ik zei altijd: ‘Ik maak geen film voor mensen die van die kleine televisietjes hebben. Ik maak uitsluitend een film voor de bioscoop en voor mijn eigen televisie. Waarom niet? Bijna alle bioscoopfilms doen het goed op televisie, dus waarom zou je je niet op de bioscoop richten? Die televisiemanier van opnemen is eigenlijk alleen maar ontstaan door die kleine studiootjes waarin die grote drie camera’s moesten rondtobben."
Voordehandliggende oplossingen
Van Durens opleiding tot dramaturg is hem van groot nut geweest, meent hij. "Ik ben ook afgestudeerd op filmanalyse, dus ben gewend aan analyse-modellen. Alles wat de regisseur maakte, had betekenis, ook al had ie dat zelf nooit verzonnen. Dat is een goede training, dat kun je natuurlijk ook omdraaien. Dezelfde technieken kun je gebruiken voor het genereren van oplossingen."
Tijdens de voorbereiding voor een film denkt Van Duren langdurig na over de betekenis van elk shot, hij gaat alle mogelijkheden na, ook de extra’s die lokaties kunnen bieden. En streeft altijd naar het vinden van voordehandliggende, natuurlijke oplossingen. "Toch een beetje vanuit die oude analyse-methodes en al die Amerikaanse How to write-boekjes. In symbolen denken, beeldtaal, ikonen. Al die semiotiek waarmee wij zijn doodgegooid tijdens de studie, ik vond het vaak een beetje onzin, maar toch…"
De gemiste Filmacademie-opleiding berouwt hem niet langer. Hij leerde de techniek aanwenden door tijdens zijn assistentschappen goed uit zijn ogen te kijken. "Het waren goede filmcrews, goede cameramannen, belichters. Ik heb er bovenop gestaan, dus alle vakkennis die ik op de filmacademie zou hebben verworven, deed ik op van die crews. En ik heb nu tegelijkertijd het voordeel van een theoretische opleiding. Mijn werkgroepje neo-realisme, de kracht en het gevaar van Brechtiaanse technieken enzo. En het is toch wel handig dat je een paar Grieken hebt gelezen. Ik ben geen intellectueel, maar ik heb er ook geen last van."
Met Richting Engeland nam André van Duren afscheid van een vertrouwd en succesvol werkverband: de NCRV, Peter van Gestel en Willem Wilmink. Als onafhankelijk filmmaker hoopt hij binnenkort een lange speelfilm te kunnen draaien. Na films die zich afspeelden in respectievelijk 1949, 1953 en 1958 zou hij nu graag een film over de vroege jaren zestig maken. "Ik ben op zoek, want ik kan zelf niet schrijven."
Na Het verhaal van Kees sprak Willem Wilmink: "André van Duren kan zich maar beter ophangen want die maakt nooit meer zo’n mooie film als deze." Van Duren: "Die angst heb ik wel een beetje gehad. Want ik was verwend, kreeg goeie recensies, de Nipkov-schijf. Het jaar dat Wim Kaiser hem kreeg en weigerde, dacht ik toch stiekem: Hij weigert hem, dus krijg ik hem eigenlijk. Want je rekent jezelf altijd rijk als Roomse jongen. Maar ja, het is een beetje onbestemd nu."
Gerdin Linthorst