Poison
Over een afgrond en eindeloze breuklijnen

Poison. Foto: Markus Jans
Verfilming van het toneelstuk Gif, over twee ex-geliefden die samenkomen bij het graf van hun zoon.
Een paar houten banken en twee fenomenale acteurs. En vooral een vlijmscherpe tekst. Gif is een van die toneelvoorstellingen die me altijd is bijgebleven sinds ik hem ergens rond 2009 zag. Sinds die eerste enscenering, met Elsie de Brauw en Steven Van Watermeulen, is het stuk van de Nederlandse toneelauteur Lot Vekemans in verschillende versies al in 21 landen te zien geweest. Nu is er met Poison een filmadaptatie, die nogmaals de kracht ervan onderstreept. De film won onlangs nog de hoofdprijs op festival Film by the Sea.
Veel filmmakers zijn bij toneeladaptaties geneigd om locaties en personages toe te voegen om op die manier dynamiek te creëren (of dat althans denken te doen). Debuterend regisseur Désirée Nosbusch laat dat wijselijk achterwege. De hele film is een conversatie tussen twee ex-geliefden (gespeeld door Trine Dyrholm en Tim Roth) die samenkomen bij het graf van hun zoon Jacob, tien jaar na diens dood. Tien jaar waarin ze elkaar niet hebben gezien of gesproken.
“Ik zie alleen gebreken”, zegt Edith, wanneer Lucas haar vraagt wat ze ziet als ze naar hen kijkt. “Wat er niet is, maar er wel zou moeten zijn, een geschiedenis, een verleden. Een mislukt verleden. […] Wij zijn een mislukt verhaal.”
Zij leeft nog volledig in haar gemis. Hij heeft daarentegen voorzichtig zijn leven weer opgepakt, heeft een nieuwe relatie. Is het een verloochening van hun zoon, van de liefde voor die zoon, om door te gaan met leven? Of juist om stil te blijven staan in dat verdriet? En kun je zodanig verenigd raken met het gemis dat je die gapende leegte wordt? En dus ook niet meer weet wie je zonder bent? Het zijn vragen waar de film omheen cirkelt, in roert, zonder te pretenderen dat er simpele antwoorden zijn.
Aan het begin leidt het onrustige handheld-camerawerk wat af en lijkt Poison de (wat mij betreft) misvatting te volgen dat films over rauwe emoties geen esthetiek verdragen. Maar gedurende de film kruipt er wat meer licht en kalmte het beeld in, zelfs een bleek zonnetje, wat de emotionele impact alleen maar vergroot.
Binnen het realisme van film kan een theatertekst, geschreven voor een abstractere setting, al snel gekunsteld gaan voelen. Hier blijft dat gevoel uit, niet in de laatste plaats dankzij de twee hoofdrolspelers op wier schouders de film grotendeels rust. Dyrholm en vooral Roth imponeren als twee mensen bij wie door de ziel een niet te lijmen breuklijn loopt. Die zodra ze beginnen te praten weer in de groeven van elkaars ergernissen terechtkomen, maar tussen wie ook nog steeds glimpen te ontwaren zijn van de intimiteit die ze ooit hebben gedeeld.