Pity

Zwelgen in de slachtofferrol

  • Datum 12-09-2018
  • Auteur Joost Broeren-Huitenga
  • Gerelateerde Films Pity
  • Regie
    Babis Makridis
    Te zien vanaf
    01-01-2018
    Land
    Griekenland/Polen
  • Deel dit artikel

Heerlijke Griekse gekte: een advocaat geniet zozeer van het medelijden dat hij ontvangt wanneer zijn vrouw in een coma ligt, dat hij het ook nadat zij onverwachts ontwaakt in stand probeert te houden.

“Ik kan niet zonder haar”, zegt de advocaat tegen zijn vader. “Het verdriet is ondragelijk.” De vrouw van de advocaat ligt in een coma, en hij en zijn tienerzoon kijken machteloos toe. Maar zo ondragelijk is dat misschien eigenlijk niet.

Sterker nog: de advocaat (Yannis Drakopoulos) lijkt ergens ook te genieten van het medelijden dat hij met zijn lot weet te oogsten in Pity, de tweede speelfilm van de Griekse regisseur Babis Makridis. Dat brengt hem in een lastig parket wanneer zijn vrouw, tegen alle medische verwachtingen in, weer wakker wordt. Weg is zijn bron van eindeloos sentiment. Hoe ver zal hij gaan om dat terug te winnen?

In het medelijden dat hij zoekt, zijn de tastbare giften die de advocaat krijgt niet het belangrijkst, al zijn die er ook — dagelijks brengt een buurvrouw hem een versgebakken sinaasappelcake, en de man van de stomerij levert extra snelle service. Maar belangrijker dan dat is het medelijden zelf. ‘De gezichtsuitdrukking die mensen krijgen als ze medelijden voor iemand voelen, kunnen ze onmogelijk naspelen’, meldt een titelkaart die in beeld komt tijdens de eerste huilbui die we de advocaat zien hebben. Hij zit alleen in zijn slaapkamer, en toch voelt zijn huilen performatief, een act. Die titelkaarten blijft Makridis inzetten, schijnbaar als een manier om de gedachten van de advocaat weer te geven — ogenschijnlijk objectief en toch uiterst intiem.

Op dat slappe koord danst Pity constant. Het zit in het gebruik van muziek (Mozart, Beethoven, metal), waarmee Makridis je soms om de oren slaat. Het zit in de strak gekadreerde beeldvoering, waarin alles (net als het altijd scheef hangende schilderij in de woning van de advocaat) nét uit het lood voelt. En het zit in de abstractie van de naamloze personages — de advocaat is gewoon de advocaat, tot en met de eindcredits; zijn zoon noemt hij consequent ‘de jongen’. De enige die een naam krijgt is de hond van het gezin: Cookie.

En toch zijn alle personages mensen van vlees en bloed, dwars door het afstandelijke acteren heen dat we al kennen uit wat inmiddels de ‘Greek Weird Wave’ wordt genoemd. Zoals ook voor eerdere films in die stroming geldt, van Makridis’ collega’s Yorgos Lanthimos en Athina Rachel Tsangari, ligt een politieke lezing voor de hand, een commentaar op het onproductieve zwelgen in een slachtofferrol van een deel van Griekenland. Hoewel Makridis die lezing resoluut van de hand wijst, is hij wel degelijk onderdeel van de textuur van zijn film. Maar het doet Makridis’ enorm gelaagde werk tekort om het tot die lezing te reduceren.