Pietje Bell

Stoere-jongensavonturen met een knipoog

Geen bloemkoollucht rondom Pietje Bell

Maria Peters heeft met Pietje Bell een veel betere film gemaakt dan het schaamteloos nostalgische Kruimeltje. Quinten Schram is verbazingwekkend grappig als de stoere Pietje Bell.

Aan de genialiteit van schrijver Chris van Abkoude doet het niets af, maar er zijn zelfs generaties óuders die als kind hun neus ophaalden voor zijn boeken. Te oubollig.

Dat Maria Peters’ Kruimeltje een succes werd was dus niet vanzelfsprekend. Door met alle remmen los te kiezen voor een warmgloeiend ‘met het gezin voor de open haard’-gevoel (je weet wat je hebt aan een film die al in de eerste scène draait om armoede en een kerstboom) schoot ze echter volop in de roos, wat heet: Kruimeltje trok 1,3 miljoen bezoekers, en een cultuurhistoriscus zou ooit eens moeten onderzoeken of Fortuyn met zijn ’terug naar de dorpsheid’ niet gewoon meedreef op dit megasucces.

Die even onbevangen als schaamteloze nostalgie was in de Nederlandse film destijds een nouveauté. Het zou echter vals hebben geklonken om nóg een Van Abkoude-verfilming in zo’n suikergoed & marsepein-stijl te filmen. Peters is in Pietje Bell duidelijk op zoek gegaan naar een andere toon en vond die in een mix van stoere-jongetjesavontuurlijkheid en een zweempje ironie. En maakte daarmee een veel en veel betere film.

Dat is niet in de laatste plaats te danken aan het verbazingwekkend grappige spel van hoofdrolspeler Quinten Schram, die met een aanstekelijk balorige mimiek Bells verontwaardiging en pesterige plezier weet over te brengen en diens oneliners er met natuurlijke flair uitkrijgt. Zo’n jochie kan een film dragen.

De uitstekende cast helpt hem daarbij. Er is een klassieke verdeling gemaakt van neutralere acteurs in de serieuzere rollen (Felix Strategier als vader Bell, schoenmaker, en Rick Engelkes als de gladde maar aardige en aantrekkelijke kranteneigenaar die verdient aan Bells avonturen op zijn voorpagina) en een reeks geweldige karakteracteurs in kleurrijke bijrollen (Marjan Luif als de volstrekt op zichzelf gerichte ouwe tang Tante Cato, Arjan Ederveen als drogist Geelman, een onuitstaanbare fatsoensrakker).

Stoomtrein
De rest van de film valt daarmee op zijn plaats. Het Rotterdam van de jaren dertig ziet er weer uit zoals Japanners het nabouwen, met die schoongeveegde locaties van Brugge tot Dordrecht. Er zit zelfs een nachtelijk tafereeltje met molens in. Oogstrelend, lyrisch en zoet, maar met een knipoog tegelijk.

Van de weeromstuit heeft ook componist Henny Vrienten, die zich nog wel eens te buiten wil gaan aan honingzoete klanktapijten, een monter huppelende toets gevonden die de vaart daadwerkelijk vooruit helpt. Ook het effectenteam raakt de juiste snaar. Ze begaan niet de fout alleen in de sleutelscènes te willen uitpakken, waardoor de effecten in het helle licht van de volle aandacht nogal eens willen verpieteren. Er zit juist een zekere achteloosheid in het gebruik – zo komt er zelfs zomaar in een hoek van het beeld een stoomtrein voorbijrazen.

Het zijn allemaal bewijzen van zelfverzekerdheid en stijlvastheid die Peters op haar naam mag schrijven. Je vindt die ook terug in haar scenario, waarin in het begin een aangename en-toen-en-toenstructuur zit die een kinderverhaal goed past, waarna alsnog blijkt dat de lijnen zijn uitgezet voor een spannende finale die kinderen eventjes in de stoelleuningen zal doen knijpen. Hun ouders kunnen met een gerust hart mee, zonder daarna de tanden te hoeven poetsen.