OPERA JAWA
Alle sluizen staan open

Met het hallucinante opera jawa maakte regisseur Garin Nugroho de allereerste Javaanse musical. Of is het toch een opera? Of een collage van installaties?
Een film die zingt en danst mag eigenlijk alles. Als iedereen toch de hele tijd een zoete keel opzet en armen, benen, voeten en vingers niet stilhoudt, waarom dan nog grenzen stellen aan het kleurgebruik, de cameravoering, de belichting, de plot, de fantasie?
Regisseur Garin Nugroho maakte met opera jawa de allereerste Javaanse filmmusical (of is het conform de titel geen musical maar een opera? Ook al zo’n grens die in elk geval op film gemakkelijk vervaagt) en heeft daarbij de creatieve sluizen helemaal opengezet. Melodrama en sociaal engagement, performance en schimmenspel, afgehakte hoofden van kaarsvet die lijken te bloeden als ze branden, maskers en wajangpoppen, het past allemaal in het concept van dit zelfverklaard requiem. Nugroho liet zeven kunstenaars installaties bouwen om zijn persoonlijke bewerking van een klassieke Indonesische liefdestragedie naar een tijdloos, grenzeloos plan te trekken. Zeven choreografen mochten in talloze duo’s en ensembles traditionele Javaanse dans vlekkeloos laten samenvallen met moderne dans. En componist Rahayu Supanggah smeedde alle bijdragen aan elkaar met zijn serene, maar daarom niet minder dramatische score, trefzeker balancerend tussen gamelan en hedendaags klassiek.
Rijstwarmhouder
Zoals de begintitels aangeven is opera jawa een bewerking van een verhaal uit het in Azië zeer populaire Ramayana-epos. In ‘De ontvoering van Sita’ wordt koningsvrouw Sita heen en weer geslingerd tussen haar man Rama en de reusachtige koning Ravana; als bewijs van echtelijke trouw steekt Sita zichzelf uiteindelijk in brand. Zover wil Nugroho niet gaan. Zijn hoofdpersonage, de mooie danseres/zangeres Siti, heeft niet haar leven maar het theater opgegeven uit respect voor echtgenoot Setio. Of komt dat op hetzelfde neer? In elk geval barst het van de emotionele en hormonale onrust in de misschien wel gedroomde openingsscène, waar Siti (of Siti in de rol van Sinta) op wervelende klanken uit een gordijn komt gerold en vervolgens wordt belaagd door een hitsige, door drie mannen gedanste slang. Tekenend is dat de kegelvormige kop van de slang wordt gevormd door een soort rieten mandje dat even later blijkt te dienen als rijstwarmhouder. Of hoe nuchter keukengerei een nieuwe betekenis krijgt in de natte droom van een vrouw wier passies uit liefde zijn drooggelegd.
Natuurlijk verschijnt er in een kaper op de kust die veel stoerder en mannelijker is dan Setio, en die het vooral erg ziet zitten wanneer Siti weer met de heupen durft te wiegen. Met een kilometerslange rode loper, bijna de tong van een goddelijke reus, lokt hij haar naar zijn huis. Alles mag in films die zingen en dansen: hoe groter de verleiding die Siti voelt om te dansen, te zingen, te vrijen, te leven, Sinta te worden, hoe groter de rijstmanden die haar achtervolgen. Zulke vondsten maken van het archetypische verhaal van opera jawa hallucinante filmmagie.
Kevin Toma