Onze jongens in de jungle

Kuifje in de Surinaamse jungle

Tot de onafhankelijkheid van Suriname in 1975 had Nederland een klein koloniaal leger in het land. Jaarlijks gingen zo’n duizend avontuurlijke Nederlandse jongens vrijwillig voor hun militaire dienstplicht naar Suriname. In de documentaire Onze jongens in de jungle blikken zij terug op ‘een tijd om nooit te vergeten’.

Wat het Nederlandse leger in Indonesië uitspookte, is inmiddels genoegzaam bekend, al komen er nog steeds onthullingen over gruwelijkheden naar boven. Over het Nederlandse koloniale leger in Suriname weten we veel minder. Begrijpelijk, want in dat land ging het vreedzamer toe. De Surinaamse onafhankelijkheid werd in 1975 zonder bloedvergieten uitgeroepen. Daarmee kwam een einde aan de Troepenmacht in Suriname (TRIS), de naam van het koloniale leger.

In de documentaire Onze jongens in de jungle blikken Nederlandse ex-soldaten terug op hun anderhalf jaar durende dienstplicht in Suriname. De zestigers en zeventigers zijn ervoor naar Suriname gereisd, waar zij plekken uit deze periode bezoeken. Hun herinneringen worden afgewisseld met home-moviefragmenten uit hun soldatentijd in Suriname. Het waren avontuurlijke knullen, die militaire uitzending naar Suriname verkozen boven het uitzitten van hun dienstplicht in een slaperige Hollandse kazerne. In de woorden van de commentaarstem: “Verdwalen op de Ginkelse heide bracht nou niet bepaald dezelfde gevaren met zich mee als leren overleven in het regenwoud van Zuid-Amerika.”

Dat overleven in de jungle was een survivaltest voor elke lading nieuwe dienstplichtigen. In groepjes werden ze met alleen rijst als proviand – vlees en vis moesten ze zelf maar vangen – op een dagenlange trektocht door het oerwoud gestuurd. Best eng in een tijd zonder mobiele telefoons met alleen een kompas, maar goed voor het groepsgevoel. In de woorden van één van de mannen: “Je had elkaar in dat oerwoud nodig.” Het contact in het regenwoud met inheemse stammen, die soms nog nooit witte mensen hadden gezien, zorgden voor onvergetelijke ervaringen en ‘een tijd om nooit te vergeten’.

Het zal duidelijk zijn: in Onze jongens in de jungle wordt stevig nostalgisch teruggeblikt, waarbij de film zich beperkt tot de persoonlijke herinneringen van de vroegere militairen. Dat die door de tijd gekleurd zijn, blijft onbesproken. “De mensen waren altijd blij als ze je zagen”, merkt iemand op over de verhouding met de Surinaamse bevolking. Ook was de relatie tussen Nederlandse en Surinaamse dienstplichtigen uitstekend, begrijpen we uit de herinneringen. Daar kun je vraagtekens bij zetten. Zo had het groeiende verlangen naar onafhankelijkheid van de Surinaamse bevolking uiteraard gevolgen voor de houding tegenover het koloniale leger. Geen woord ook over de onvrede onder Surinaamse militairen dat onderofficier de hoogste rang was die ze konden bereiken. Dat ze veel slechter betaald werden dan de Nederlandse dienstplichtigen in Suriname blijft ook verborgen. En waarom horen we niets over de Surinaamse kritiek op het door Nederlandse ex-dienstplichtigen opgerichte monument voor hun 45 collega’s die tussen 1945 en 1975 in Suriname door ziekte en ongelukken zijn omgekomen? Sommige Surinamers vinden dit monument voor deze soldaten van ‘de bezettende macht’ ongepast.

Regisseur Jelmar Hoekstra houdt het met Onze jongens in de jungle bij nostalgie. Misschien is dat de prijs die hij moest betalen voor de samenwerking bij de film met Stichting TRISkontakten, een vriendschapsvereniging van Nederlandse militairen die in Suriname dienden. Onze jongens in de jungle is een innemende film over de persoonlijke ervaringen van Nederlandse ex-soldaten in Suriname, maar wie iets wil weten over de politieke en historische rol van het koloniale leger moet na de film een bibliotheek induiken.


Onze jongens in de jungle gaat 9 februari in première in het Chassé Theater in Breda. Daarna zijn er éénmalige vertoningen in tien filmtheaters.