Onder water
Alles gaat naar de kelder

Onder water
De poster doet stuntelige Nederhorror vermoeden, maar deze onafhankelijke productie blijkt prettig satirisch en sterk gestileerd uit te pakken.
Wat krijg je als je een doomsday-prepper, een yoga-vrouw en een brave burgerman opsluit in een schuilkelder? Mot, heibel en het satirische drama Onder water, een onafhankelijke Rotterdamse productie van producent/coscenarist/hoofdrolspeler Julia van de Graaff en regisseurs Edgar Kapp en Kuba Szutkowski, die hiermee hun eerste speelfilm afleveren.
Van de Graaff speelt de oudere prepper Nel, die zich al jaren verschanst in haar kelderbunker en haar gelijk meer en meer bevestigt ziet door wat er in de boze buitenwereld gebeurt. Haar dochter Foekje (Elisa Beuger) en Evert (Stijn Westenend), de overspelige echtgenoot van wie Foekje nog net niet gescheiden is, willen haar eruit hebben. Niet zozeer uit bezorgdheid, maar vooral omdat er een fortuin is te verdienen met de verkoop van het huis op een dijk in het buitengebied waar de kelder zich onder bevindt.
Gaandeweg de lekker puntige 70 minuten speeltijd van Onder water wordt de complexe voorgeschiedenis van het gezin van Nel en Foekje uit de doeken gedaan – de film begint een jaar nadat Foekje’s vader overleed. Met elk nieuw puzzelstukje wordt minder duidelijk wie er nou eigenlijk gelijk hefet in het getouwtrek in de kelder, waar de drie samen opgesloten zitten nadat Nel de boel op slot gooit.
Onder water is losjes gebaseerd op het toneelstuk Apocalypse How uit 2019, geschreven door Simon Weeda en geregisseerd door Ivar van Urk. Het startpunt is hetzelfde – een oudere prepper in een kelder, haar dochter en man die haar eruit willen – en de drie acteurs uit het stuk spelen ook hier weer de centrale rollen. Maar drie jaar corona-pandemie heeft de thema’s van de film flink aangescherpt. Dus natúúrlijk is Evert dan de brave Hendrik die nog altijd zijn mondkapje ophoudt en natúúrlijk trekt Nel hem dat met een sardonische grjns van zijn gezicht.
Maar theatrale overdrijving heeft in de filmversie plaatsgemaakt voor een (iets) realistischer benadering, al blijft er flinke dosis satire aanwezig. De bedompte kelder voelt zowel unheimischer als beschermender door hoe cameraman Benito Strangio de wereld daarbuiten in beeld brengt. Het platte Hollandse landschap staat hier altijd vol met industrie. En alles daarbuiten is gevat in kaarsrechte lijnen – een geruststelling voor wie orde zoekt, een angstbeeld voor wie complotten ziet.
Zo benadrukt de film op allerlei manieren de verschillende perspectieven van de personages, zonder expliciet een kant te kiezen. Eerder is gaandeweg steeds meer duidelijk dat Nel, Foekje en Evert alle drie geneigd zijn zichzelf voor de gek te houden. Iedereen hier is een beetje gek, lijkt de boodschap; ieder heeft zijn of haar eigen verdedigingsmechanisme tegen de chaos en dreiging in de buitenwereld. Waarom zouden we dat elkaar niet gunnen?