Ober

Pijl en boog

Alex van Warmerdams Ober is een zwartkomisch sprookje over het vertellen van sprookjes.

Onder schrijvers is het een veelgehoorde dooddoener: bedenk goede karakters en ze dicteren zelf het verhaal. In Alex van Warmerdams Ober komen de karakters juist in opstand tegen het hun opgedrongen verhaal: ober Edgar gaat verhaal halen bij zijn schrijver. Hij wil geen zieke vrouw en zeurende maîtresse meer, maar een leuke vriendin; geen sloofje zijn, maar zijn asociale klanten weerwoord geven; en hij wil van zijn vreselijke buren worden verlost.

Van Warmerdam is een van de zeer weinige hedendaagse Nederlandse filmmakers die in de klassieke auteurstheorie te vangen is. Zijn films (en theaterstukken) komen voort uit een zeer persoonlijk en zeer herkenbaar universum, met terugkerende thema’s en symboliek, die zich steeds scherper aftekenen. Iedere film is zowel een voortzetting van, als een reactie op de voorgaande (en daarmee een voorproefje op de volgende). Na het wisselend ontvangen Grimm, grotendeels op buitenlandse locaties opgenomen en met weinig dialogen, speelt Ober zich opnieuw af in de Nederlandse stadsomgevingen die ook in bijvoorbeeld Abel en De noorderlingen te zien zijn. Bovendien speelt Van Warmerdam, na in Grimm buiten beeld te zijn gebleven, zelf weer de hoofdrol.

Zijn ober Edgar behoort tot dezelfde categorie als de postbode uit De noorderlingen en de treinconducteur uit De jurk: op een norsige manier dienend, bijna serviel. Het verschil met die eerdere karakters is dat Edgar tegen deze onderdanigheid in opstand komt. Schrijver Herman (Mark Rietman) geeft uiteindelijk toe, mede onder druk van zijn vrouw Suzie (Thekla Reuten). Maar de veranderingen pakken voor Edgar niet uit zoals hij had gehoopt.

Visuele grappen
Niet alleen Edgar gaat klagen bij Herman, ook zijn collega Walter (Jaap Spijkers) komt uiteindelijk bij de schrijver op de bank terecht. Omdat deze metafysische vertellaag van de film nergens opgehelderd wordt (hoe weet Edgar eigenlijk dat hij een fictief personage is en niet echt?) staat het de kijker vrij er zelf invulling aan te geven. Zijn Edgar en Walter het gevolg van Herman’s writer’s block of zijn onvermogen een coherent verhaal op papier te zetten? Of is Herman juist een uiting van Edgars gevoel van machteloosheid, een manier om zijn eigen onvermogen aan de kaak te stellen? Beide benaderingen zijn waar, en tegelijkertijd is het antwoord irrelevant: het gaat om de vertelling.

De films van Van Warmerdam lijken zich steeds verder in zichzelf te keren. De connectie met het sprookjesgenre ontwikkelde zich van film tot film steeds verder – in de manier van vertellen, maar ook in de absurde terzijdes en zwartkomische noten. Dit verband werd in Grimm expliciet gemaakt. Ober doet nog een stap verder inwaarts; hier staat het vertellen van het sprookje centraal.

De nadruk op de vertelling levert enkele lichtvoetige visuele grapjes op. Terwijl Herman en Suzie ruziën over hoe het nu verder moet tussen de ober en zijn doodzieke/overspelige vrouw (doorhalen wat niet van toepassing is), staat Edgar in de deuropening vastgenageld, wachtend op zijn volgende zin. En als Suzie stiekem een scène herschrijft terwijl Herman in bad zit, krijgen we die gewoon nogmaals te zien. Edgar lijkt zich ondertussen net zo bewust van de herhaling als de kijker.

Schijnbewegingen
Ober ging voordat hij het Nederlands Film Festival opende in première op het Filmfestival Toronto, en werd daar veel vergeleken met het Amerikaanse Stranger Than Fiction (Nederlandse release januari 2007), dat een vergelijkbare premisse kent. Waar de Hollywoodvariant echter rechtdoorzee is, zit Ober vol valkuilen, dubbele bodems, schijnbewegingen en onverklaarbare terzijdes. De opeenvolging van scènes die het onderhandelen over de vertelling oplevert, schurken tegen willekeur aan, zeker in de tweede helft van de film, maar blijven net genoeg intuïtieve logica houden om de toeschouwer te prikkelen.

Het summum hiervan, en misschien wel het hoogtepunt van de film, is een zwijgende scène tussen Van Warmerdam en René van ’t Hof als een bejaarde verkoopster in een rariteitenwinkeltje. Edgar wil een wapen kopen, een pijl en boog desnoods. Het vrouwtje doet er een eeuwigheid over om die eerst uit de etalage te halen, en vervolgens omslachtig in te pakken. Dat is alles. De lang uitgesponnen scène werkt op de lachspieren, maar heeft slechts één functie in het verhaal: Edgar koopt wapen; alles daaromheen is opvulling en terzijde.

In Ober staan de terzijdes centraal, juist daarin komt ook Van Warmerdams eigenheid regelmatig terug. Thema’s die door zijn hele oeuvre terugkeren – de pijl en boog, het jaren vijftig-idee van de bosneger, ongemakkelijke huiskamergesprekken – zouden voor de psychoanalyticus ongetwijfeld boekdelen spreken over de jeugd van de filmmaker. Goddank is hij niet in therapie gegaan.